ECLI:NL:RVS:2024:5341
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 december 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 11 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank Den Haag had op 18 december 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven en schadevergoeding toegekend. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep beslist.
De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, onder andere door de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol. De minister betoogde dat het niet uitvoeren van de uitspraak van de rechtbank zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, omdat hij dan genoodzaakt zou zijn om vreemdelingen in vrijheid te stellen, wat de toegang tot het Schengengebied zou kunnen beïnvloeden.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel ingrijpend is voor de vreemdeling, het grensbewakingsbelang zwaarder weegt. Daarom is besloten dat de vrijheidsontnemende maatregel niet hoeft te worden opgeheven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.