ECLI:NL:RVS:2024:5342

Raad van State

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
202407638/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Spanje

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 december 2024 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 18 november 2024 niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 11 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn voorgenomen overdracht aan Spanje op 19 december 2024 zou worden opgeschort.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van de vreemdeling in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De verantwoordelijkheid van Spanje voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op basis van de Dublinverordening, en de overdracht heeft geen onomkeerbare gevolgen. Mocht Nederland uiteindelijk verantwoordelijk blijken te zijn, kan de vreemdeling vanuit Spanje teruggeleid worden.

Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 december 2024.

Uitspraak

202407638/2/V2.
Datum uitspraak: 19 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 december 2024 in zaak nr. NL24.45574 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 11 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Spanje op 19 december 2024 achterwege blijft, dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de vreemdeling naar voren heeft gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de verantwoordelijkheid van Spanje voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming is vastgesteld op grond van de Dublinverordening. De overdracht van de vreemdeling aan Spanje heeft verder geen onomkeerbare gevolgen. Mocht uiteindelijk blijken dat Nederland verantwoordelijk moet worden geacht voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, dan kan de vreemdeling vanuit Spanje worden teruggeleid naar Nederland.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 december 2024
309-1003