ECLI:NL:RVS:2024:5343
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening en hoger beroep inzake asielaanvragen van vreemdelingen
Op 19 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van vreemdelingen die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 3 oktober 2024 besloten om deze aanvragen niet in behandeling te nemen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. F. Ben-Saddek, hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 10 december 2024 de beroepen ongegrond verklaarde. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een voorlopige voorziening kan worden getroffen en de beperkte ruimte voor hoger beroep in zaken die geen nieuwe juridische vragen oproepen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 december 2024.