ECLI:NL:RVS:2024:5399

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
202307489/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied in Hengelo en de rechtsgeldigheid van de wijziging

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 december 2024 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" in Hengelo. Dit bestemmingsplan, dat op 11 oktober 2023 door de raad van de gemeente Hengelo was vastgesteld, maakt de bouw van vier woningen mogelijk op een perceel in het buitengebied. De initiatiefnemer van het plan is [initiatiefnemer], terwijl de appellanten, [appellant] en anderen, bewoners zijn van de nabijgelegen [locatie 2] en zich verzetten tegen de planregeling, met name de mogelijkheid om afrasteringen en een grondwal te realiseren.

De Afdeling had eerder, in een tussenuitspraak van 17 april 2024, de raad opgedragen om binnen 16 weken een gebrek in het besluit te herstellen. De raad heeft hierop gereageerd met een herstelbesluit op 3 juli 2024, maar de appellanten hebben hun bezorgdheid geuit over de wijze waarop het gebrek was hersteld. Tijdens de zitting op 28 november 2024 is de zaak behandeld, waarbij de appellanten hun zienswijze hebben toegelicht.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het beroep van de appellanten gegrond is. Het oorspronkelijke besluit van 11 oktober 2023 is vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ook het herstelbesluit van 3 juli 2024 is vernietigd, omdat het niet voldoende duidelijkheid bood over de maximale hoogte van de grondwal. De Afdeling heeft zelf voorzien in de zaak door de planregels aan te passen, zodat de maximale hoogte van de grondwal nu duidelijk is gedefinieerd. De raad is opgedragen om deze wijzigingen binnen vier weken door te voeren in het bestemmingsplan.

Uitspraak

202307489/3/R3
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Hengelo,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1539, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van de raad van 11 oktober 2023 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" te herstellen.
Bij besluit van 3 juli 2024 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" opnieuw gewijzigd vastgesteld (hierna: herstelbesluit).
[appellant] en anderen hebben een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek volgens de raad is hersteld.
De raad heeft op de zienswijze van [appellant] en anderen gereageerd.
De Afdeling heeft de zaak op 28 november 2024 op een zitting behandeld, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Zoals in de tussenuitspraak is overwogen, blijft op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
1.1.    Deze beroepsprocedure gaat over het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" in Hengelo. Dit bestemmingsplan maakt op het perceel aan de [locatie 1] in Hengelo - kort weergegeven - in totaal 4 woningen mogelijk. [initiatiefnemer] is de initiatiefnemer. [appellant] en anderen wonen allen aan de [locatie 2] in Hengelo in de directe omgeving van het plangebied. Zij zijn het niet eens met de planregeling voor dit perceel als het gaat om de mogelijkheid om op de gronden met een agrarische bestemming afrasteringen met een maximum bouwhoogte van 2 meter te plaatsen en een aarden wal/geluidwal/grondwal te realiseren.
1.2.    Het bestemmingsplan is bij het herstelbesluit van 3 juli 2024 naar aanleiding van de tussenuitspraak van 17 april 2024 opnieuw gewijzigd vastgesteld. De raad heeft daarbij een regeling in het bestemmingsplan opgenomen om een grondwal te realiseren en een nadere motivering opgenomen in de plantoelichting. In de plantoelichting is daarom de tekst in de paragrafen 3.3.9, 4.5.3 en 5.3.2.1 aangepast. Blijkens de verbeelding heeft de raad aan een strook grond binnen de gronden met de bestemming "Agrarisch" de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-grondwal" toegekend. De strook loopt evenwijdig aan het treinspoor van het traject Hengelo-Enschede. Verder heeft de raad onderdeel b toegevoegd aan artikel 3.1 van de planregels. Dit artikelonderdeel luidt als volgt:
"b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-grondwal", voor de aanleg van een grondwal van maximaal 2 meter hoog;".
1.3.    Het herstelbesluit wordt gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.
Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben".
Het beroep van [appellant] anderen heeft gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit van 3 juli 2024.
1.4.    In deze uitspraak geeft de Afdeling een eindoordeel over het beroep van [appellant] en anderen gericht tegen het besluit van 11 oktober 2023 en het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] en anderen gericht tegen het herstelbesluit van 3 juli 2024.
Het oordeel van de Afdeling
2.       De Afdeling oordeelt dat het beroep van [appellant] en anderen gegrond is. Gelet op de tussenuitspraak van 17 april 2024 moet het besluit van de raad van 11 oktober 2023 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingplan "Buitengebied, [locatie 1]" wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb worden vernietigd.
2.1.    Ook het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] en anderen tegen het herstelbesluit van 3 juli 2024 tot het opnieuw gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" is naar het oordeel van de Afdeling gegrond. In de zienswijze van [appellant] en anderen over dit herstelbesluit ziet de Afdeling namelijk grond om het herstelbesluit wegens strijd met de rechtszekerheid te vernietigen voor zover daarin niet is geregeld ten opzichte waarvan de in artikel 3.1, onder b, van de planregels opgenomen grondwal met een maximum hoogte van 2 meter moet worden gemeten. De Afdeling ziet aanleiding om zelf voorziend artikel 3.1, onder b, van de planregels aan te vullen.
Hierna licht de Afdeling toe waarom zij tot dit oordeel komt.
De tussenuitspraak en het beroep tegen het besluit van 11 oktober 2023
3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat het betoog van [appellant] en anderen over de maximale bouwhoogte van de afrasteringen niet slaagt. Als het gaat om het betoog over de aarden wal/geluidwal heeft de Afdeling onder 8.4 van de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 11 oktober 2023 in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Reden hiervoor is dat de raad over de aanleg en uitvoering van de aarden wal/geluidwal verschillende standpunten heeft ingenomen. Hierdoor is niet duidelijk wat de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening heeft beoogd en of wat de raad heeft beoogd ook zo is geregeld in het bestemmingsplan. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen het daarin omschreven gebrek binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak te herstellen.
3.1.    Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] en anderen gericht tegen het besluit van 11 oktober 2023 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]" gegrond. Dit besluit van 11 oktober 2023 moet daarom worden vernietigd.
Het van rechtswege ontstane beroep tegen het herstelbesluit van 3 juli 2024
4.       De raad heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak bij het herstelbesluit van 3 juli 2024 het bestemmingsplan opnieuw gewijzigd vastgesteld. De Afdeling zal hierna bezien of de raad daarmee heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. De Afdeling beoordeelt dit aan de hand van de door [appellant] en anderen over het herstelbesluit naar voren gebrachte zienswijze. Dit betekent dat beoordeeld wordt of wat [appellant] en anderen naar voren hebben gebracht tegen het herstelbesluit slaagt.
4.1.    [appellant] en anderen hebben een zienswijze naar voren gebracht over de maximale bouwhoogte van de toegestane afrasteringen en over de planregeling voor de mogelijk gemaakte grondwal. Op de zitting is met [appellant] en anderen besproken dat de Afdeling in de tussenuitspraak al heeft geoordeeld over de maximum bouwhoogte van de toegestane afrasteringen. Er is geen sprake van een uitzonderlijk geval waardoor teruggekomen moet worden van dat oordeel. Het gaat in deze procedure alleen nog om de planregeling voor de grondwal. [appellant] en anderen hebben in hun zienswijze aangevoerd dat de maximale hoogte van de grondwal van 2 meter niet toereikend is vastgesteld in het bestemmingsplan. Het is daardoor volgens hen niet te toetsen of daaraan wordt voldaan. Zij stellen voor om de maximale hoogte van de grondwal te bepalen in NAP en gelijk te stellen aan maximaal 1 meter boven de spoorrails. De spoorlijn ligt volgens hen namelijk vast binnen het Rijksdriehoekstelsel en van de spoorrails is de hoogte in m+NAP bekend.
4.2.    In zijn schriftelijke reactie op de zienswijze van [appellant] en anderen stelt de raad dat de planregeling over de maximum hoogte van de grondwal duidelijk is geregeld in het bestemmingsplan. Het gaat volgens de raad om een grondwal met maximum hoogte van 2 meter ten opzichte van het maaiveld. Indien nodig verzoekt de raad de Afdeling om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, de planregel zelf voorziend aan te passen door aan artikel 3.1, onder b, van de planregels het volgende toe te voegen "én niet hoger dan 1 meter boven de spoorstaven van het naastgelegen spoortraject Hengelo-Enschede" of door woorden van gelijke strekking.
4.3.    Naar het oordeel van de Afdeling hebben [appellant] en anderen terecht aangevoerd dat in de planregels niet is geregeld ten opzichte waarvan de maximum hoogte van de grondwal van 2 meter moet worden gemeten. De meetbepalingen in artikel 2 van de planregels zien uitsluitend op gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en niet op een grondwal. Dat de raad 2 meter ten opzichte van maaiveld heeft beoogd, volgt niet uit de planregels. [appellant] en anderen hebben op de zitting toegelicht dat de hoogte gemeten ten opzichte van het maaiveld volgens hen ook niet toereikend is, omdat het bestaande maaiveld niet is vastgesteld en vastgelegd in het bestemmingsplan. Er gaan volgens hen grondwerkzaamheden plaatsvinden op het perceel die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor de hoogte van het maaiveld. Gelet op wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, is de Afdeling van oordeel dat het herstelbesluit in strijd met de rechtszekerheid is vastgesteld voor zover daarin niet is geregeld ten opzichte waarvan de in artikel 3.1, onder b, van de planregels opgenomen grondwal met een maximum hoogte van 2 meter moet worden gemeten.
Het betoog slaagt.
4.4.    Gelet op het voorgaande is dus ook het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] en anderen gegrond. Het herstelbesluit moet wegens strijd met de rechtszekerheid worden vernietigd voor zover daarin niet is geregeld ten opzichte waarvan de in artikel 3.1, onder b, van de planregels opgenomen grondwal met een maximum hoogte van 2 meter moet worden gemeten.
Zelf in de zaak voorzien
5.       De Afdeling zal, gelet op het verzoek van de raad, hierna bezien of er aanleiding bestaat artikel 3.1, onder b, van de planregels zelf voorziend te wijzigen. [initiatiefnemer] heeft schriftelijk laten weten geen bezwaar te hebben wanneer in andere bewoordingen of bepalingen van gelijke strekking de maximale hoogte van de grondwal van 2 meter wordt vastgelegd.
5.1.    Op de zitting heeft de Afdeling met [appellant] en anderen besproken om de planregel zelf voorziend aan te vullen. [appellant] en anderen hebben op de zitting te kennen gegeven in te kunnen stemmen met het toevoegen van de zinsnede "gemeten vanaf maaiveld, zijnde de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse, doch in elk geval niet hoger dan 1 meter gemeten vanaf de hoogteligging van de spoorstaven van het naastgelegen spoortraject Hengelo-Enschede" achter de woorden "van maximaal 2 meter hoog" in artikel 3.1, onder b, van de planregels.
5.2.    Artikel 3.1, aanhef en onder b, van de planregels komt dan als volgt te luiden:
"De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
[…]
"b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - grondwal", voor de aanleg van een grondwal van maximaal 2 meter hoog gemeten vanaf maaiveld, zijnde de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse, doch in elk geval niet hoger dan 1 meter gemeten vanaf de hoogteligging van de spoorstaven van het naastgelegen spoortraject Hengelo-Enschede;
[…]."
5.3.    Op basis van de schriftelijke reacties van de raad en [initiatiefnemer] en het verhandelde op de zitting gaat de Afdeling ervan uit dat geen van de partijen er bezwaren tegen heeft als de Afdeling op de hiervoor weergegeven wijze zelf in de zaak zou voorzien. Nu niet aannemelijk is dat andere belanghebbende hierdoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling uit een oogpunt van finale geschilbeslechting aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb artikel 3.1, onder b, van de planregels op de onder 5.1 en 5.2 weergegeven wijze te wijzigen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het herstelbesluit van 3 juli 2024, voor zover dit wordt vernietigd.
5.4.    Verder ziet de Afdeling aanleiding om de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde bestemmingsplan, dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
Proceskosten
6.       De raad moet de proceskosten van [appellant] en anderen vergoeden. Het gaat om reiskosten en verletkosten voor het bijwonen van de zittingen op 12 maart 2024 en 28 november 2024. [appellant] en anderen hebben als het gaat om de zitting van 12 maart 2024 verzocht om vergoeding van de reiskosten van drie personen. Als meerdere personen gezamenlijk een beroepschrift hebben ingediend, dan worden als regel maar voor één van de gezamenlijk procederende appellanten reiskosten vergoed. Er bestaat geen aanleiding om daarop in dit geval een uitzondering te maken. Dit betekent dat de raad de reiskosten van één van hen moet vergoeden voor het bijwonen van de zitting 12 maart 2024 en van de zitting van 28 november 2024. Voor de gevraagde verletkosten voor beide zittingen komt een forfaitair aantal van zes uur voor vergoeding in aanmerking.
6.1.    De raad hoeft de proceskosten van [initiatiefnemer] niet te vergoeden, omdat zij zich ter verdediging van de bestreden besluiten van 11 oktober 2023 en 3 juli 2024 in de procedure heeft gemengd. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die desondanks aanleiding geven voor vergoeding van de proceskosten.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Hengelo van 11 oktober 2023 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]", gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hengelo van 11 oktober 2023 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]";
III.      verklaart het beroep tegen het herstelbesluit van de raad van de gemeente Hengelo van 3 juli 2024 tot het opnieuw gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]", gegrond;
IV.     vernietigt het herstelbesluit van de raad van de gemeente Hengelo van 3 juli 2024 tot het opnieuw gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied, [locatie 1]", voor zover daarin niet is geregeld ten opzichte waarvan de in artikel 3.1, onder b, van de planregels opgenomen grondwal met een maximum hoogte van 2 meter moet worden gemeten;
V.      bepaalt dat artikel 3.1, onder b, van de planregels wordt aangevuld, waardoor artikel 3.1, onder b, van de planregels als volgt luidt:
"b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - grondwal", voor de aanleg van een grondwal van maximaal 2 meter hoog gemeten vanaf maaiveld, zijnde de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse, doch in elk geval niet hoger dan 1 meter gemeten vanaf de hoogteligging van de spoorstaven van het naastgelegen spoortraject Hengelo-Enschede;"
VI.     bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 3 juli 2024, voor zover dit is vernietigd;
VII.     draagt de raad van de gemeente Hengelo op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen IV., V. en VI. worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VIII.    veroordeelt de raad van de gemeente Hengelo tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.207,58, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
IX.     gelast dat de raad van de gemeente Hengelo aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Alderlieste
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
590