ECLI:NL:RVS:2024:5437

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
202302819/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor bouwproject in Culemborg

Op 24 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een omgevingsvergunning die op 22 maart 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Culemborg was verleend aan KleurrijkWonen. Deze vergunning betrof de bouw van 18 woningen op de percelen aan de Wolfstraat 24-40 en 45-61 in Culemborg, in afwijking van het bestemmingsplan. Appellanten, bewoners van nabijgelegen percelen, maakten bezwaar tegen deze vergunning en stelden dat het bouwplan in strijd was met de planregels, specifiek artikel 6.2.1, dat een minimale afstand van 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrenzen vereist. De rechtbank Gelderland had eerder de beroepen van de appellanten gegrond verklaard, maar het college had in een besluit op bezwaar alsnog toestemming verleend voor de bouw op minder dan 3 meter van de perceelsgrens. In hoger beroep betoogden de appellanten dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd was met de planregels. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geconcludeerd dat het bouwplan niet in strijd was met de planregels, omdat de woningen per blok als één bouwperceel konden worden beschouwd. Het hoger beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van KleurrijkWonen verviel omdat de hoger beroepen van de appellanten ongegrond waren. De uitspraak bevestigde dat het college geen proceskosten hoefde te vergoeden.

Uitspraak

202302819/1/R1.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.       [appellanten sub 1] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
wonend in Culemborg,
2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend in Culemborg,
3.       Stichting KleurrijkWonen (hierna: KleurrijkWonen), gevestigd in Tiel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 29 maart 2023 in zaak nr. 22/1376 en 22/1360 in het geding tussen:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Culemborg.
Procesverloop
Bij besluit van 22 maart 2021 heeft het college aan KleurrijkWonen een omgevingsvergunning verleend voor onder meer het bouwen en gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan van 18 woningen op de percelen aan de Wolfstraat 24-40 en 45-61 in Culemborg.
Bij besluit van 2 februari 2022 heeft het college de daartegen door [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] gemaakte bezwaren, onder aanvulling van de motivering van het besluit, ongegrond verklaard. Ook heeft het college alsnog toestemming verleend om in afwijking van het bestemmingsplan tot op minder dan drie meter van de bouwperceelgrens te bouwen.
Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit op bezwaar gedeeltelijk vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen van dat besluit.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellanten sub 2] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
KleurrijkWonen heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
[appellanten sub 2] hebben een zienswijze ingediend.
KleurrijkWonen, [appellant sub 2] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2024, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. M.B. de Jong, [appellant sub 2A], bijgestaan door mr. drs. C.R. Jansen, en KleurrijkWonen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. C. van Deutekom, advocaat te Arnhem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting het college, vertegenwoordigd door mr. N.C. Correa, gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingsrecht
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 19 december 2020. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       KleurrijkWonen heeft op 19 december 2020 een aanvraag ingediend om twee blokken rijtjeswoningen van elk negen woningen te mogen bouwen op de percelen Wolfstraat 24-40 en 45-61 in Culemborg. Ter plaatse van deze percelen geldt op grond van het bestemmingsplan "Culemborg-West" de bestemming "Gemengd-1". Op grond van artikel 6.1, aanhef en onder d, van de regels van dat bestemmingsplan zijn de gronden bestemd voor wonen. De bouw- en goothoogten van de voorziene woningen zijn niet in overeenstemming met artikel 6.2.1, aanhef en onder c en d, in samenhang met de verbeelding.
Het college heeft op 22 maart 2021 een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo verleend om het bouwplan mogelijk te maken. Hiertegen hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], die nabij de percelen wonen op [locatie A] respectievelijk [locatie B], bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft het college in het besluit op bezwaar alsnog toestemming verleend om in afwijking van artikel 6.2.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels de woningen te bouwen op minder dan 3 m van de zijdelingse perceelsgrens. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat elke rij van negen woningen op één bouwperceel is voorzien, in welk geval er geen strijd bestaat met dat artikelonderdeel, maar heeft voor de zekerheid toch toestemming verleend voor afwijking daarvan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 6.2.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels. De rechtbank is daarom tot de conclusie gekomen dat het college onbevoegd was om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van die planregel. [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] kunnen zich hiermee niet verenigen.
Relevante wettelijke bepalingen
3.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Is het bouwplan in strijd met artikel 6.2.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels?
4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 6.2.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels (hierna: de planregel). Het perceel van elke rijtjeswoning is te beschouwen als bouwperceel. Zij wijzen erop dat de planwetgever, gelet op de systematiek van het bestemmingsplan en de plantoelichting, ter plaatse alleen vrijstaande woningen heeft beoogd. De voorziene woningen vormen daarom geen bij elkaar behorende bebouwing. De aan elkaar grenzende woningen zijn dus in strijd met die planregel te dicht op de bouwperceelgrenzen voorzien.
4.1.    Op grond van artikel 6.2.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels mag de afstand van woningen tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen niet minder dan 3 m bedragen. Onder ‘bouwperceel’ wordt in de planregels verstaan: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het bouwplan niet in strijd is met de planregel. Bij de vaststelling van de omvang van een bouwperceel is de actuele situatie bepalend. Het gaat om de actuele situatie ten tijde van het nemen van de besluiten door het college. Niet relevant is hoe de situatie wordt na uitvoering van het bouwplan. Aan de plansystematiek en plantoelichting komt bij de beoordeling van de vraag wat in dit geval als bouwperceel moet worden begrepen, geen betekenis toe.
Voor de actuele situatie wordt in beginsel uitgegaan van kadastrale percelen. Vast staat dat elk blok woningen op een afzonderlijk kadastraal perceel is voorzien. KleurrijkWonen is eigenaar van deze percelen, die op het moment, waarop de besluiten genomene werden, n onbebouwd waren. Op deze percelen is bij elkaar behorende bebouwing toegelaten. Anders dan [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben aangevoerd, is het niet zo dat op grond van de planregels ter plaatse uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan, wat daarvan verder ook zij.         De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat het per blok van negen woningen gaat om één bouwperceel. Tussen de woningen per blok liggen dus geen perceelsgrenzen. Gelet hierop is het bouwplan niet in strijd met artikel 6.2.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels.
De betogen slagen niet.
Mocht het college afwijken van artikel 6.2.1?
5.       Gelet op wat hiervoor staat, komt de Afdeling niet toe aan het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] dat het college niet heeft mogen afwijken van artikel 6.2.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels.
Incidenteel hoger beroep KleurrijkWonen
6.       KleurrijkWonen heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld, onder de voorwaarde dat de hoger beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] gegrond worden verklaard. Deze voorwaarde is niet vervuld. De hoger beroepen zijn immers ongegrond. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is daarmee komen te vervallen.
Conclusie
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak, voor zover aangevallen, moet worden bevestigd.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Heusden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
163-1126
BIJLAGE
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
[…];
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
[...].
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden
verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de
beheersverordening:
1° met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening
opgenomen regels inzake afwijking,
2° in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3° in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede
ruimtelijke onderbouwing bevat;
[…].
Bestemmingsplan Culemborg - West
Artikel 1
In deze regels wordt verstaan onder:
[…];
y. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
z. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
[…].
Artikel 6.2.1
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
[…];
2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrenzen voor woningen niet minder dan 3 m bedraagt;
[…].