ECLI:NL:RVS:2024:5450
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 9 november 2024 heeft de minister een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank heeft op 20 december 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel bevolen, met ingang van diezelfde datum. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de minister, maar er is geen reactie ontvangen.
De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, gezien de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol, zowel qua inrichting als het regime en de toegepaste dwang. De minister verzocht de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen, omdat de uitvoering van de rechtbankuitspraak zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de grensbewaking. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de voortduring van de maatregel ingrijpend is voor de vreemdeling, het grensbewakingsbelang zwaarder weegt onder de gegeven omstandigheden. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet hoeft te worden opgeheven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2024.