ECLI:NL:RVS:2024:5450

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
202407817/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming

Op 9 november 2024 heeft de minister een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank heeft op 20 december 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel bevolen, met ingang van diezelfde datum. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de minister, maar er is geen reactie ontvangen.

De rechtbank oordeelde dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, gezien de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol, zowel qua inrichting als het regime en de toegepaste dwang. De minister verzocht de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen, omdat de uitvoering van de rechtbankuitspraak zou leiden tot onomkeerbare gevolgen voor de grensbewaking. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel de voortduring van de maatregel ingrijpend is voor de vreemdeling, het grensbewakingsbelang zwaarder weegt onder de gegeven omstandigheden. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet hoeft te worden opgeheven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 december 2024.

Uitspraak

202407817/2/V3.
Datum uitspraak: 23 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 20 december 2024 in zaak nr. NL24.48658 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2024 heeft de minister de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 20 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard en de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van 20 december 2024 bevolen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter van de Afdeling heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de minister, maar heeft geen reactie ontvangen.
Overwegingen
Het oordeel van de rechtbank
1.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel van begin af aan onrechtmatig is geweest door de omstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol (hierna: JCS), zowel wat betreft de inrichting van het gebouw als het regime en de daarbij toegepaste dwang. Daarom heeft de rechtbank de minister bevolen de maatregel op te heffen.
Het verzoek van de minister
2.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Daarbij beroept hij zich op het grensbewakingsbelang. De minister betoogt dat de rechtbankuitspraken een dusdanig algemene strekking hebben, dat afwijzing van zijn verzoeken met zich brengt dat hij genoodzaakt zal zijn om per direct alle vreemdelingen die krachtens de Vw 2000 in het JCS verblijven, in vrijheid te stellen. Omdat hen daarmee de toegang tot het Schengengebied zal moeten worden verleend, leidt dat volgens de minister tot onomkeerbare gevolgen.
Beoordeling
3.       Hoewel de voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel voor de vreemdeling ingrijpend is, komt onder de gegeven omstandigheden een zwaarder gewicht toe aan het door de minister ingeroepen grensbewakingsbelang. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om de gevraagde voorlopige voorzieningen te treffen.
4.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vrijheidsontnemende maatregel niet hoeft te worden opgeheven totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024
347-1020