202407777/1/A3 en 202407777/2/A3
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend in Rotterdam,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2024 in zaken nrs. C/10/691266 en C/10/691267 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Openbare zitting gehouden op 24 december 2024 om 10:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter
Griffier: mr. R.J.A. Meerman
Verschenen:
[verzoeker], vertegenwoordigd door mr. I. Car, advocaat in Rotterdam;
de burgemeester van Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. A. Hielkema;
[partij], echtgenote van [verzoeker].
Procesverloop
Bij besluit en vervolgbesluit van 16 december 2024 heeft de burgemeester op grond van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: de Wth) een huis- en contactverbod aan [verzoeker] opgelegd tot 26 december 2024.
Bij uitspraak van 19 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 19 december 2024. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 24 december 2024 heeft de burgemeester het huis- en contactverbod met een aansluitende periode van achttien dagen verlengd tot 13 januari 2025. Dit besluit heeft de burgemeester tijdens de zitting ingebracht.
[verzoeker] heeft tijdens de zitting te kennen gegeven dat en waarom hij het niet eens is met het verlengingsbesluit.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
IV. verklaart het hoger beroep ongegrond;
V. verklaart het beroep tegen het besluit van de burgemeester van Rotterdam van 24 december 2024 ongegrond;
VI. wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Gronden
• De burgemeester kan op grond van artikel 2 van de Wth een huisverbod opleggen aan en persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of indien op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. [verzoeker] voert aan dat de rechtbank er ten onrechte van uitgegaan is dat niet in geschil is dat zijn aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel een vermoeden daarvan oplevert. De voorzieningenrechter laat dat betoog in het midden. Weliswaar zijn [verzoeker] en [partij] het oneens over wat er gebeurd is tijdens het incident op 7 december 2024, maar op basis van de onderliggende stukken, waaronder het strafdossier, is er sprake van een ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel een vermoeden daarvan. Daarvoor is ook van belang dat er eerdere geweldsincidenten zijn geweest waarvoor in het verleden al twee keer een tijdelijk huisverbod aan [verzoeker] is opgelegd en dat het aantal geweldincidenten de laatste tijd escaleert. Daarnaast is de officier van justitie overgegaan tot strafrechtelijke vervolging van [verzoeker] en heeft hij ook een gedragsaanwijzing aan [verzoeker] opgelegd. De voorzieningenrechter ziet gelet op deze omstandigheden geen aanleiding om wat betreft de bevoegdheid van de burgemeester tot een ander oordeel dan de rechtbank te komen.
• De burgemeester mocht gelet op de gang van zaken in de afgelopen week het huis- en contactverbod verlengen. Er hebben individuele gesprekken plaatsgevonden met [verzoeker] en [partij], maar een gezamenlijk gesprek onder begeleiding van Veilig Thuis en de Jeugdbescherming heeft nog niet plaatsgevonden, zodat nog geen afspraken gemaakt kunnen zijn.
• Voor zover [verzoeker] betoogt dat het huis- en contact geen toegevoegde waarde heeft omdat de officieer van justitie een gedragsaanwijzing aan hem heeft opgelegd, sluit de voorzieningenrechter aan bij wat de rechtbank daarover in rechtsoverweging 3.11 heeft overwogen. De voorzieningenrechter voegt daar nog aan toe dat een huis- en contactverbod meer en andere waarborgen biedt dan de gedragsaanwijzing. Een belangrijk element daarin is dat via Veilig Thuis een hulpaanbod wordt gedaan en dat partijen daarover met elkaar in gesprek gaan. Dat zou vandaag plaatsvinden, maar is door deze zitting verplaatst en zal nu naar verwachting plaatsvinden op vrijdag 27 december 2024.
• Het contactverbod met [partij] wordt door [verzoeker] niet langer bestreden. Hij bestrijdt wel het contactverbod dat voor zijn kinderen is opgelegd. De voorzieningenrechter stelt vast dat het om jonge kinderen van een half, vier en zeven jaar gaat en dat er nog een ernstig en onmiddellijk gevaar dan wel vermoeden daarvan ten opzichte van [partij] - en daarmee huiselijk geweld in de woning - bestaat. Zolang er nog geen gezamenlijk gesprek heeft plaatsgevonden met de medewerkers van Veilig Thuis en de Jeugdbescherming waarin afspraken gemaakt kunnen worden over het contact met de kinderen, is het contactverbod voor de kinderen nodig. [partij] heeft te kennen gegeven dat zij aan die gesprekken wil meewerken, zodat [verzoeker], als de afspraken kunnen worden gemaakt, op korte termijn zijn kinderen weer kan zien.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Meerman
griffier
960