ECLI:NL:RVS:2024:583

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
202400039/1/V2 en 202400039/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 februari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 februari 2022 was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 6 september 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank op 11 december 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De motivering van de rechtbank werd overgenomen, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het verzoek van de vreemdeling af. De voorzieningenrechter, mr. V.V. Essenburg, heeft de beslissing in tegenwoordigheid van griffier mr. L.C. Lodeweges vastgesteld en uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.

Uitspraak

202400039/1/V2 en 202400039/2/V2.
Datum uitspraak: 12 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 11 december 2023 in zaak nr. NL22.19009 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 6 september 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Orhan, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. V.V. Essenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Essenburg
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024
625