ECLI:NL:RVS:2024:59

Raad van State

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
202307827/1/V3 en 202307827/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening

Op 11 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De vreemdeling had op 26 oktober 2023 een aanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 6 december 2023 de aanvraag ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdeling niet voldoende onderbouwd heeft waarom hij vreest voor discriminatie bij terugkeer naar Algerije. Ook heeft de rechtbank niet ambtshalve zijn verklaringen over de vrees voor de dienstplicht hoeven beoordelen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vrees voor vervolging of discriminatie bij asielaanvragen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing op 11 januari 2024 openbaar uitgesproken, waarbij de betrokken partijen op de hoogte zijn gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

202307827/1/V3 en 202307827/2/V3.
Datum uitspraak: 11 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 6 december 2023 in zaak nr. NL23.34631 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij mondelinge uitspraak van 6 december 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Zij heeft namelijk terecht overwogen dat de vreemdeling niet heeft onderbouwd waarom hij te vrezen heeft voor discriminatie bij terugkeer naar Algerije. Dat heeft hij ook in hoger beroep niet gedaan. Anders dan de vreemdeling betoogt, was de rechtbank daarnaast niet verplicht zijn verklaringen over zijn vrees voor de dienstplicht ambtshalve te beoordelen.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Steendijk
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2024
347-967