202306498/2/R1.
Datum uitspraak: 14 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te Naarden,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Gooise Meren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "1’ste herziening bestemmingsplan Buitengebied Huizerstraatweg 113b, Naarden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekster], de raad en [partij] en Vabo Ontwikkeling B.V (de initiatiefnemers) hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 8 februari 2024, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. L.J. Wildeboer, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruiter, zijn verschenen. Verder zijn op de zitting [partij] en Vabo Ontwikkeling B.V., in de persoon van [gemachtigden], bijgestaan door mr. S.T.J. Olierook, advocaat te Den Haag, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht na inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2. Het ontwerp is op 7 september 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft
Inleiding
3. Het plan voorziet in het bouwen van 30 woningen grotendeels op de plaats van een voormalig tuincentrum aan de Huizerstraatweg 113b. [partij] en Vabo Ontwikkeling B.V zijn de initiatiefnemers en willen deze woningen bouwen. [verzoekster] vindt dat het plan niet dan wel onvoldoende rekening houdt met haar belangen. Daarom heeft zij beroep ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan. Zij heeft daarnaast gevraagd de voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst, zolang de Afdeling nog niet op het beroep heeft beslist.
Spoedeisend belang
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [verzoekster] een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Mede op basis van het verhandelde op de zitting is immers komen vast te staan dat de initiatiefnemers binnenkort willen gaan bouwen aan ieder geval 10 woningen waar zij geen externe financiering voor nodig hebben en dat zij de daarvoor benodigde omgevingsvergunningen zullen aanvragen.
Beoordeling van het verzoek
5. [verzoekster] heeft aangevoerd dat zij in de directe nabijheid van het plangebied bedrijfsactiviteiten uitvoert die geur kunnen veroorzaken en zij daarvoor over een omgevingsmilieuvergunning beschikt. Recent is een nieuwe, de gehele inrichting omvattende omgevingsmilieuvergunning verleend voor de huidige bedrijfsvoering binnen de inrichting. Volgens [verzoekster] kan ter plaatse van de in het bestemmingsplan geprojecteerde woningen vanwege haar vergunde bedrijfsactiviteiten geen goed woon- en leefklimaat worden gewaarborgd. Ook vreest zij te worden belemmerd in mogelijke toekomstige uitbreidingsmogelijkheden door de vaststelling van het bestemmingsplan.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (GS Noord-Holland) aan [verzoekster] bij besluit van 24 mei 2023 een omgevingsmilieuvergunning (revisievergunning, eerste fase) heeft verleend. Daartegen hebben het college van burgemeester en wethouders van Gooise Meren en de initiatiefnemers beroep ingesteld bij de rechtbank. Zij zijn van mening dat de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningbouw daarbij onvoldoende is betrokken. Naast [verzoekster] hebben GS van Noord-Holland ook beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan en zich daarbij ondermeer op het standpunt gesteld dat, vergelijkbaar met het standpunt van [verzoekster], het vaststellingsbesluit van de raad niet in voldoende mate is afgestemd op de verleende omgevingsmilieuvergunning.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor behandeling van complexe vragen, waar, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, nader onderzoek voor nodig zal zijn. De voorzieningenechter wijst hierbij niet alleen op de parallelliteit van de verschillende procedures, maar ook op de verschillende uitgangspunten en standpunten van GS Noord-Holland enerzijds en de raad anderzijds voor wat betreft de vergunbaarheid en verenigbaarheid van de bedrijfsactiviteiten van [verzoekster] enerzijds en de voorgestane woningbouwontwikkeling anderzijds. De beantwoording van de opgeworpen vragen dient daarom in de bodemprocedure te gebeuren. Daarom zal de voorzieningenrechter geen voorlopig rechtmatigheidsoordeel uitspreken maar zich beperken tot een belangenafweging.
8. Kort gezegd is het belang van de initiatiefnemers van financiële aard, onder de vaststelling dat de gronden waarop de planontwikkeling is voorzien nog aan de initiatiefnemers dienen te worden geleverd en de benodigde vergunningen nog niet zijn aangevraagd, en ligt het belang van [verzoekster] bij het kunnen voortzetten van haar vergunde activiteiten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van [verzoekster] bij het schorsen van het besluit van 12 juli 2023 en daarmee het voorkomen van (eventuele toekomstige) belemmeringen in de bedrijfsvoering in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van de initiatiefnemers bij het voorkomen van een vertraging van de bouw van de woningen.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter schorst daarom bij wijze van voorlopige voorziening het bestemmingsplan.
Proceskosten
10. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek toe;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Gooise Meren van 12 juli 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "1’ste herziening bestemmingsplan Buitengebied Huizerstraatweg 113b, Naarden";
III. veroordeelt de raad van de gemeente Gooise Meren tot vergoeding van bij [verzoekster] met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Gooise Meren aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter
w.g. Yildiz
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024
594