ECLI:NL:RVS:2024:663
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 16 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 september 2023 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 22 december 2023 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat er een beslissing op het hoger beroep was genomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de staatssecretaris, op basis van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, ten minste zes maanden de tijd heeft om een nieuw besluit te nemen na de uitspraak van de rechtbank. Aangezien er een uitspraak op het hoger beroep werd verwacht voor het verstrijken van deze termijn en de staatssecretaris geen andere spoedeisende omstandigheden had aangevoerd, was er op dat moment geen spoedeisend belang dat het treffen van de verzochte voorziening rechtvaardigde. Daarom werd het verzoek van de staatssecretaris afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.