ECLI:NL:RVS:2024:687
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 19 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 4 augustus 2022 afgewezen en de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 19 januari 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand hield.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. V. Senczuk, en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, maar concludeert dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het algemeen belang beantwoord moesten worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.