ECLI:NL:RVS:2024:712
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen buiten behandelingstelling aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 21 februari 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 17 juli 2023 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd buiten behandeling gesteld. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. De rechtbank verklaarde op 25 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Kalu-Mollema, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is echter na de wettelijke termijn van 1 februari 2024 bij de Raad van State ingediend. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling het hoger beroep niet tijdig had ingediend en dat de aangevoerde omstandigheden geen reden waren om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. De Raad van State concludeerde dat de vreemdeling zelf verantwoordelijk was voor het niet tijdig indienen van het hoger beroep.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. E. de Groot, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.