ECLI:NL:RVS:2024:812
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak tegen inreisverbod
Op 28 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 maart 2023 opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en er was een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank had op 15 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. Ullah, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.
De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024 door de voorzieningenrechter, mr. J. Schipper-Spanninga, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T.W.A. Weber.