ECLI:NL:RVS:2024:812

Raad van State

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
202400861/1/V3 en 202400861/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak tegen inreisverbod

Op 28 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 maart 2023 opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en er was een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank had op 15 januari 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. Ullah, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris hoefde geen proceskosten te vergoeden.

De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024 door de voorzieningenrechter, mr. J. Schipper-Spanninga, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. T.W.A. Weber.

Uitspraak

202400861/1/V3 en 202400861/2/V3.
Datum uitspraak: 28 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 15 januari 2024 in zaak nr. NL23.9928 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 maart 2023 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 15 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. Ullah, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 3, 6 en 6.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024
846-1086