ECLI:NL:RVS:2024:827

Raad van State

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
202203708/1/R4 en 202300852/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake intrekking en wijziging van omgevingsvergunning voor kantoorpand aan De Corridor 3a te Breukelen

In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van Ontwikkelingsmaatschappij Beagle Vastgoed LX B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 april 2022. Beagle Vastgoed had eerder verzoeken ingediend om de voorschriften 10 en 11 van de op 29 november 2019 verleende omgevingsvergunning voor de oprichting van een kantoorpand aan De Corridor 3a te Breukelen in te trekken of te wijzigen. Het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht heeft deze verzoeken op 29 september 2020 en 1 december 2020 afgewezen. Beagle Vastgoed heeft hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank die het college opdroeg om binnen zes weken opnieuw op de bezwaren van Beagle Vastgoed te besluiten.

Op 13 september 2022 heeft het college opnieuw besloten en de voorschriften 10 en 11 van de omgevingsvergunning ingetrokken. Beagle Vastgoed heeft echter hoger beroep ingesteld, omdat zij van mening was dat de rechtbank niet ver genoeg was gegaan door alleen het besluit van 28 april 2021 te vernietigen en niet zelf de eerdere besluiten te herroepen. De Raad van State oordeelde dat Beagle Vastgoed met de intrekking van de voorschriften 10 en 11 haar doel had bereikt en dat er geen belang meer was bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Het hoger beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft Beagle Vastgoed beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door het college. De Raad van State oordeelde dat het college met het besluit van 13 september 2022 aan de uitspraak van de rechtbank had voldaan en dat Beagle Vastgoed geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van dit beroep. Dit beroep werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State heeft het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Beagle Vastgoed in verband met het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Uitspraak

202203708/1/R4 en 202300852/1/R4.
Datum uitspraak: 28 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Ontwikkelingsmaatschappij Beagle Vastgoed LX B.V., gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 29 april 2022 in zaak nr. 21/2557 in het geding tussen:
Beagle Vastgoed
en
het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 29 september 2020 en 1 december 2020 heeft het college de afzonderlijke verzoeken van Beagle Vastgoed om intrekking dan wel wijziging van de voorschriften 10 en 11 van de op 29 november 2019 aan haar verleende omgevingsvergunning voor de oprichting van het kantoorpand aan De Corridor 3a te Breukelen, afgewezen.
Bij besluit van 28 april 2021 heeft het college de door Beagle Vastgoed daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en de besluiten van 29 september 2020 en 1 december 2020 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 29 april 2022 heeft de rechtbank het door Beagle Vastgoed daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 april 2021 vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken opnieuw op de bezwaren van Beagle Vastgoed moet besluiten met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft Beagle Vastgoed hoger beroep ingesteld.
Beagle Vastgoed heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door het college naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 29 april 2022.
Bij besluit van 13 september 2022 heeft het college opnieuw besloten op de door Beagle Vastgoed gemaakte bezwaren, haar bezwaren gegrond verklaard en de voorschriften 10 en 11 van de omgevingsvergunning alsnog ingetrokken.
Beagle Vastgoed heeft gronden aangevoerd tegen dit besluit.
Beagle Vastgoed heeft nadere stukken ingediend.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaken gevoegd op een zitting behandeld op 5 december 2023, waar Beagle Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker en mr. D.P.M. Gast, beiden advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Brons en mr. S. Ralovic, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een wijziging van een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvragen om wijziging van een omgevingsvergunning zijn ingediend op 10 juli 2020 en 9 november 2020. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Beagle Vastgoed is projectontwikkelaar en eigenaar van het kantoorpand aan De Corridor 3a. Op 29 november 2019 heeft het college aan haar een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van het kantoorpand. Op 10 juli 2020 en op 9 november 2020 heeft Beagle Vastgoed het college verzocht om de voorschriften 10 en 11 van die vergunning in te trekken of te wijzigen. Het college heeft deze verzoeken afgewezen en Beagle Vastgoed heeft beroep ingesteld tegen het besluit op haar bezwaren van 28 april 2021 waarbij de afwijzingen in stand zijn gebleven.
De rechtbank heeft het beroep van Beagle Vastgoed gegrond verklaard, het besluit van 28 april 2021 vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken opnieuw op de bezwaren van Beagle Vastgoed moet besluiten.
Bij het besluit van 13 september 2022 heeft het college opnieuw besloten op de bezwaren van Beagle Vastgoed en de voorschriften 10 en 11 van de omgevingsvergunning alsnog ingetrokken.
Het hoger beroep
3.       Beagle Vastgoed betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft volstaan met de vernietiging van het besluit van 28 april 2021 en de opdracht aan het college om een nieuw besluit te nemen op haar bezwaren. Volgens haar had de rechtbank zelf in de zaak moeten voorzien door de besluiten van 29 september 2020 en 1 december 2020 te herroepen en de voorschriften 10 en 11 in te trekken.
3.1.    Het hoger beroep van Beagle Vastgoed is gericht op de intrekking van de voorschriften 10 en 11 van de omgevingsvergunning. Bij het besluit van 13 september 2022 heeft het college die voorschriften ingetrokken. Daarmee heeft Beagle Vastgoed bereikt wat zij wenste te bereiken met haar hoger beroep. Niet gebleken is dat zij desondanks nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep. Het hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen het besluit van 13 september 2022
4.       Bij het besluit van 13 september 2022 heeft het college ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank opnieuw besloten op de door Beagle Vastgoed gemaakte bezwaren, haar bezwaren gegrond verklaard en de voorschriften 10 en 11 van de omgevingsvergunning alsnog ingetrokken. Verder heeft het college het verzoek van Beagle Vastgoed om vergoeding van de door haar in bezwaar gemaakte proceskosten, toegewezen.
Dit besluit is gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in verbinding met artikel 6:24 van die wet, mede onderwerp van dit geding.
5.       Beagle Vastgoed is het eens met de uitkomst van het besluit van 13 september 2022 dat de voorschriften 10 en 11 zijn ingetrokken. Zij meent echter dat de exacte bewoordingen van het besluit en de overwegingen daarvan gebrekkig zijn. Zij betoogt dat het college in het besluit uitdrukkelijk de besluiten van 29 september 2020 en 1 december 2020 had moeten herroepen met toepassing van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb en uitdrukkelijk haar verzoeken van 10 juli 2020 en van 9 november 2020 had moeten toewijzen. Ook had het college volgens haar uitdrukkelijk moeten overwegen dat die besluiten worden herroepen wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid, zodat vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb moet plaatsvinden.
5.1.    Artikel 7:11, tweede lid, van de Awb luidt:
"Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit."
Artikel 7:15, tweede lid, van de Awb luidt:
"De kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, worden door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid."
5.2.    Het college heeft in het besluit van 13 september 2022 uitdrukkelijk de bezwaren van Beagle Vastgoed gegrond verklaard, de voorschriften 10 en 11 van de op 29 november 2019 verleende omgevingsvergunning ingetrokken en het verzoek van Beagle Vastgoed om vergoeding van haar proceskosten toegewezen. In het besluit staat niet uitdrukkelijk dat de besluiten van 29 september 2020 en 1 december 2020 worden herroepen met toepassing van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb en dat de verzoeken van 10 juli 2020 en 9 november 2020 worden toegewezen. Door alsnog de voorschriften 10 en 11 in te trekken, heeft het college feitelijk wel de verzoeken daarom toegewezen en de eerdere afwijzingen van die verzoeken herroepen. Op de zitting heeft het college ook bevestigd dat het heeft beoogd om dat te doen.
Hoewel bij de toewijzing van het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet uitdrukkelijk staat vermeld dat die kosten met toepassing van artikel 7:15, tweede lid, worden vergoed, heeft het college dat artikellid feitelijk wel toegepast, aangezien dat de enige grondslag voor het college was om de door Beagle Vastgoed in bezwaar gemaakte proceskosten aan haar te vergoeden. Op de zitting heeft het college ook toegelicht dat het die kosten met toepassing van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb heeft vergoed, omdat het ervan uitgaat dat het de besluiten van 29 september 2020 en 1 december 2020 heeft herroepen wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Hiermee heeft het college de onrechtmatigheid van die besluiten erkend.
Gelet op het voorgaande heeft het college bij het besluit van 13 september 2022 wel degelijk, zij het impliciet, de verzoeken van 10 juli 2020 en 9 november 2020 toegewezen, de besluiten van 29 september 2020 en 1 december 2020 herroepen wegens een aan hem te wijten onrechtmatigheid en om die reden de door Beagle Vastgoed in bezwaar gemaakte proceskosten vergoed op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Anders dan Beagle Vastgoed betoogt, is het besluit niet gebrekkig doordat dat niet met zoveel woorden uitdrukkelijk in het besluit staat vermeld.
Het betoog faalt.
6.       Het beroep tegen het besluit van 13 september 2022 is ongegrond.
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
7.       Beagle Vastgoed heeft op 11 juli 2022 bij de rechtbank beroep ingesteld, omdat het college volgens haar niet tijdig een nieuw besluit heeft genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 29 april 2022. Op 3 februari 2023 heeft de rechtbank dit beroep doorgezonden aan de Afdeling.
7.1.    Bij het besluit van 13 september 2022 heeft het college alsnog een besluit genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 29 april 2022. Bij besluit van 22 november 2022 heeft het college vastgesteld dat het op grond van artikel 4:17 van de Awb de maximale dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit verschuldigd was aan Beagle Vastgoed. Op de zitting heeft Beagle Vastgoed bevestigd dat het college aan haar de maximale dwangsom heeft toegekend. Met deze twee besluiten is het college volledig tegemoetgekomen aan het beroep van Beagle Vastgoed tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daardoor heeft zij geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van dat beroep. Dat beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Conclusie
8.       Zoals hiervoor onder 3.1, 6 en 7.1 is overwogen, zijn het hoger beroep en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk en is het beroep tegen het besluit van 13 september 2022 ongegrond.
9.       Het college moet de proceskosten vergoeden die Beagle Vastgoed heeft gemaakt in het kader van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarbij zal de Afdeling een wegingsfactor van 0,5 (licht) hanteren.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van 13 september 2022 ongegrond;
III.      verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
IV.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht tot vergoeding van bij Ontwikkelingsmaatschappij Beagle Vastgoed LX B.V. in verband met de behandeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kors
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2024
687-991