202300969/2/R2.
Datum uitspraak: 5 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de Buurtvereniging Genneperzijde (hierna: de buurtvereniging) en de Henri van Abbe Stichting (hierna: de kunststichting), beide gevestigd te Eindhoven,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied (Museumpark VONK)" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben verzoekers beroep ingesteld.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Eindhoven Museum (hierna: de initiatiefnemer) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 7 november 2023 heeft de raad het plan gewijzigd vastgesteld.
Verzoekers hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven op dit besluit.
De initiatiefnemer heeft ook een schriftelijke uiteenzetting gegeven op dit besluit.
Verzoekers hebben een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 februari 2024, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], vergezeld door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], en de raad, vertegenwoordigd door mr. C.C. van Vliet, zijn verschenen. Verder is ter zitting de initiatiefnemer, vertegenwoordigd door mr. K.N.G. Hamelink, advocaat te ‘s-Hertogenbosch, vergezeld door [gemachtigde D], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals het gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2. Het ontwerpplan is op 23 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Voorlopig oordeel
3. De voorzieningenrechter zal hierna een voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven naar aanleiding van de gezamenlijke beroepsgronden van verzoekers tegen het plan. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
4. Het plan dat bij besluit van 20 december 2022 is vastgesteld, maakt een uitbreiding en transformatie van het preHistorisch Dorp naar "Museumpark Vonk" mogelijk. Het plangebied ligt aan de noordzijde van het gebied Genneper Parken in Eindhoven, ter plaatse van een voormalig baggerdepot en een verkeersschool. Beoogd is een cultuurhistorisch museumpark over de geschiedenis van de stad en regio Eindhoven te realiseren, waar de collectie van de initiatiefnemer kan worden getoond. In het museumpark is een entreegebouw met een openbaar museumcafé voorzien, een openluchttheater, een wandelgebied, en een maakschuur, waar bezoekers met medewerkers zogenoemde "vonken", historische verhalen in de vorm van interactieve toestellen, voor het museumpark kunnen bouwen.
5. De raad heeft naar aanleiding van de beroepschriften bij besluit van 7 november 2023 het plan gewijzigd vastgesteld met het oog op het behoud van knotwilgen, door het bouwvlak voor de maakschuur op de verbeelding van het plan langs een bestaande rij knotwilgen te situeren in plaats van op de plek van die knotwilgen. Ook heeft de raad het bebouwingspercentage van dat bouwvlak verminderd van 100% naar 50%, omdat minder bebouwing nodig is.
6. De buurtvereniging heeft ten doel het behartigen van de belangen van degenen die wonen en werken in de buurt Genneperzijde te Eindhoven en verder al hetgeen in de ruimste zin hiermee in verband staat of daartoe bevorderlijk kan zijn. Onder die buurt wordt op grond van haar statuten verstaan, het gebied tussen en met inbegrip van de Aalsterweg, de Boutenslaan, de Jacob Reviuslaan en de Felix Timmermanslaan. Het gebied ligt op ruim 300 meter ten oosten van de plangrens. Daartussen ligt een park en water.
7. De kunststichting beheert een steunfonds op het gebied van kunst en cultuur en heeft onder meer ten doel de bevordering, bescherming en instandhouding van zaken met cultuur- of architectuurhistorische waarde.
8. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het plan, omdat zij vrezen dat de natuur en cultuurhistorie van het gebied Genneper Parken door het plan worden aangetast. Hun beroepen hebben op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van rechtswege mede betrekking op het besluit van 7 november 2023.
9. De gemachtigde van verzoekers heeft ter zitting verklaard dat het verzoek ook bedoeld was te zijn ingediend namens de Stichting Vrienden Levend Erfgoed Gennep. Dit kan de voorzieningenrechter niet uit het verzoekschrift afleiden. In de aanhef van het verzoekschrift zijn uitsluitend de buurtvereniging en de kunststichting vermeld en het verzoekschrift is ook uitsluitend namens de buurtvereniging en de kunststichting ondertekend. Het verzoek wordt daarom geacht uitsluitend door hen te zijn ingediend.
Spoedeisend belang
10. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het plan te schorsen totdat op hun beroepen tegen de bestreden besluiten is beslist. Zij hebben een spoedeisend belang hierbij. De initiatiefnemer heeft een aanvraag omgevingsvergunning ingediend waarop de raad uiterlijk op 14 maart 2024 een besluit moet nemen. Er is daarom sprake van een spoedeisend belang. Met een schorsing kunnen verzoekers voorkomen dat het plan het toetsingskader vormt voor het besluit op de aanvraag.
Participatie
11. Verzoekers betogen dat zij onvoldoende zijn betrokken bij de planvorming en dat een omgevingsdialoog ontbrak. Er is ingesproken tijdens raads- en commissievergaderingen en een petitie aangeboden, maar dat dit is genegeerd of onvoldoende beantwoord door de raad. Verder stellen zij dat het overleg in de "Klankbordgroep Genneper Parken" is vastgelopen en dat het plan in strijd met de Verordening Samenspraak en Inspraak gemeente Eindhoven 2008 (hierna: de Inspraakverordening) tot stand is gekomen.
11.1. De raad heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb toegepast. Niet is gebleken dat deze procedure niet juist is gevolgd. Niet is gebleken van een juridische grondslag op basis waarvan een omgevingsdialoog verplicht is. Het niet of onvoldoende voeren van een omgevingsdialoog heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.
De raad heeft de omgeving ook via de klankbordgroep en een werkgroep in het voortraject betrokken bij de planvorming. Dat het overleg in de klankbordgroep is vastgelopen, betekent niet dat het plan is vastgesteld in strijd met de Inspraakverordening. Die verordening heeft, zoals de raad terecht ter zitting heeft opgemerkt, betrekking op de totstandkoming van gemeentelijk beleid en dat is hier niet aan de orde.
Het betoog treft geen doel.
Vooroverleg
12. Verzoekers betogen dat geen vooroverleg heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) en dat meer in het bijzonder de provincie niet toereikend is betrokken bij dit vooroverleg. Dit is volgens hen te meer van belang, omdat het plan in de zogenoemde groenblauwe mantel ligt.
12.1. Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
12.2. De raad heeft in de Nota van (bestuurlijk) vooroverleg, die als bijlage bij de plantoelichting is opgenomen, deugdelijk onderbouwd op welke wijze aan de verplichting van artikel 3.1.1 van het Bro is voldaan. Daarin is ook gewezen op de instemming van de provincie bij brief van 7 juni 2022. De voorzieningenrechter verwacht daarom niet dat dit betoog zal slagen in de bodemprocedure.
Locatiekeuze
13. Verzoekers betogen dat herhaaldelijk is gepleit voor het zoeken naar andere locaties en een ander, meer verantwoord en financieel haalbaar alternatief en dat de raad slechts oppervlakkig enige andere locaties in 2019 heeft verkend. Volgens hen is niet gebleken dat de raad onderzoek heeft gedaan naar alternatieven in de binnenstad. Ter zitting hebben verzoekers opgemerkt dat de gekozen locatie volgens hen niet geschikt is voor de ontwikkeling en de raad ook naar locaties buiten de gemeente had moeten zoeken, omdat Brainport Eindhoven hierbij betrokken is en Brainport Eindhoven zich uitstrekt over de regio.
13.1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
13.2. De raad heeft verwezen naar 'Locatieonderzoek uitbreiding Eindhoven Museum/VONK`van 3 juni 2019, waarin het VDMA-terrein, Fellenoord, District E, Victoriaplein, Steentjeskerk en Strijp-S zijn betrokken, maar financieel en ruimtelijk niet haalbaar zijn gebleken. De raad heeft verder opgemerkt dat een locatie in het centrum niet haalbaar is uitgaande van de gelijkblijvende cultuursubsidie als bedoeld in de Cultuurbrief 2021-2024. De openluchtformule en het museum-parkachtige karakter is volgens de raad ook lastig elders te realiseren.
13.3. De initiatiefnemer heeft naar voren gebracht dat uit de Cultuurbrief 2025-2028 van Eindhoven volgt dat de uitbreiding op de huidige locatie onder meer het maatschappelijk belang dient om het culturele voorzieningenniveau mee te laten groeien met het stijgende inwoneraantal van Eindhoven. De initiatiefnemer heeft verder opgemerkt dat voor uitvoering van de nieuwe museale werkwijze en realisatie van de vonken voldoende ruimte nodig is. Ter zitting heeft de initiatiefnemer verklaard dat het museum een cultuurhistorisch stedelijk museum is en dat het museum in de stad Eindhoven thuishoort. Het is volgens de initiatiefnemer ook veel logischer om de bestaande locatie uit te breiden dan op zoek te gaan naar een andere locatie. Verder heeft de initiatiefnemer gewezen op de investeringen die het museum al heeft gedaan in het groen van de omgeving.
13.4. De door de raad gestelde financiële en ruimtelijke aspecten mocht de raad naar het oordeel van de voorzieningenrechter van doorslaggevend belang achten. Mede gelet op wat de initiatiefnemer over de over de verbondenheid met de stad Eindhoven naar voren heeft gebracht, volgt de voorzieningenrechter het betoog van verzoekers dat de raad ook locaties buiten de gemeente had moeten betrekken, niet. Verzoekers hebben niet gewezen op een mogelijke andere locatie in Eindhoven of een andere gemeente die geschikter zou zijn. Het betoog van verzoekers over de locatiekeuze geeft geen aanleiding het plan te schorsen.
Cultuurhistorie
14. Verzoekers betogen dat in de plantoelichting uit de provinciale Cultuur Historische Waarden kaart 2008 wordt geciteerd en dat de Cultuur Historische Waarden kaart 2017, in strijd is met het gemeentelijk beleid, niet is betrokken bij de vaststelling van het plan.
14.1. De raad heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat de Archeologische verwachtingen- en waardenkaart uit 2008 een bureauonderzoek bevat van de waarden en verwachtingen binnen de gemeentegrenzen en dat deze kaart is geactualiseerd en vastgesteld op 21 juni 2022. De raad stelt dat rekening is gehouden met archeologische waarden of verwachtingen in het plangebied. Ter zitting hebben verzoekers opgemerkt dat dit laatste goed is gegaan.
Uit de plantoelichting blijkt dat bij de beoogde landschappelijke inrichting van het museumpark aansluiting is gezocht bij de cultuurhistorische achtergrond van het landschap van het gebied Genneper Parken en dat het herstellen van historische landschappelijke structuren en paden en het terugbrengen van het 19e eeuws beekdallandschap hierin leidend is. In de plantoelichting heeft de raad gewezen op de cultuurhistorische onderzoeken die zijn uitgevoerd, waaronder het in opdracht van de gemeente uitgevoerde onderzoek van Raap en het Raap-rapport uit 2017 "De groene zoom van Eindhoven, een cultuurhistorische waardenkaart van het buitengebied van Eindhoven, alsmede enkele groene delen van de bebouwde kom", die als bijlage bij de plantoelichting is opgenomen. Ook daaruit blijkt dat de raad rekening heeft gehouden met het cultuurhistorische landschap. Verzoekers hebben niet naar voren gebracht welke cultuurhistorische waarden door het plan worden aangetast.
Het betoog slaagt niet.
Overlast door zelfstandige horeca
15. Verzoekers betogen dat 52.000 bezoekers per jaar worden verwacht voor de beoogde zelfstandige horecavoorziening en dat die bezoekers en de maakschuur met smederij overlast voor de buurt zullen veroorzaken.
15.1. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen binnen de bestemming "Maatschappelijk" met de functieaanduiding "horeca". Ter plaatse van die aanduiding staat artikel 3.1, aanhef en onder a, onder 2, van de planregels één openbare horecagelegenheid toe in de vorm van een café en restaurant met een maximale oppervlakte van 600 m2, waarvan maximaal 300 m2 inpandige horeca en maximaal 300 m2 uitpandige horeca in de vorm van een terras, dat ook buiten, maar aansluitend aan de aanduiding "horeca" gerealiseerd mag worden.
Op grond van artikel 1.67 van de planregels wordt onder openbare horecagelegenheid verstaan, horeca gericht op de museale educatief-recreatieve functie en overige bezoekers (aparte toegang) en waarbij overige bezoekers voor een horecabezoek ontvangen mogen worden tijdens de reguliere openingstijden van de museale educatief-recreatieve functie met een uitloop van één uur voor de horeca.
15.2. De raad merkt op dat hij voor op te treden hinder vanwege geur, stof, geluid en gevaar aansluiting heeft gezocht bij de aanbevolen afstanden van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" van 2009. Volgens de VNG-brochure geldt voor een restaurant en café een richtafstand tot een gevoelige functie bij het omgevingstype "rustige woonwijk en rustig buitengebied" van 10 meter en bij het omgevingstype "gemengd gebied" een kleinere richtafstand. Volgens de raad is van laatstgenoemd omgevingstype sprake, door de verschillende functies in de omgeving van het plangebied.
De raad stelt dat het bouwvlak van het museumgebouw tot de dichtstbijzijnde woonbestemming ruim 440 meter is en dat het aansluitende terras ook op ruim voldoende afstand van die woonbestemming ligt.
15.3. Voor een volwaardige smederij geldt een richtafstand tot een gevoelige functie van 50 tot 100 meter volgens de VNG-brochure bij het omgevingstype "rustige woonwijk en rustig buitengebied" en bij het omgevingstype "gemengd gebied" een richtafstand van 30 tot 50 meter. De raad wijst erop dat zich al een kleine smederij voor educatieve doeleinden in het huidige preHistorisch Dorp bevindt en dat per saldo geen nieuwe activiteiten worden toegevoegd aan het museumpark Vonk ten opzichte van de bestaande situatie. Er is geen smederij voorzien met een volwaardige productie-eenheid.
De afstand van de bestemming "Maatschappelijk" tot de dichtstbijzijnde woningen aan de Genneperzijde bedraagt volgens de raad minimaal 320 meter. Volgens de raad is dan ook ruimschoots aan de richtafstanden voldaan.
De raad verwijst verder naar de resultaten van het akoestische onderzoek, waarin de activiteiten van de smederij en in de openlucht zijn meegenomen en is geconcludeerd dat een akoestisch goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
15.4. Geen aanleiding bestaat voor twijfel aan het standpunt van de raad dat ruimschoots is voldaan aan de hiervoor genoemde richtafstanden. Mede gelet op de resultaten van het akoestische onderzoek, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat het woon- en leefklimaat van de buurt onevenredig wordt aangetast.
Flora en fauna
16. Verzoekers betogen verder dat realisatie van het plan de flora en fauna zal aantasten.
16.1. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Maar de raad mag het plan niet vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
16.2. In aanvulling op de door Ecologica in het plangebied uitgevoerde Quickscan beschermde flora en fauna heeft Eco Assist een nader onderzoek uitgevoerd in het kader van de Wnb. In het rapport "Nader onderzoek Uitbreiding preHistorisch dorp Eindhoven" van Eco Assist van 1 februari 2022, dat deel uitmaakt van de bijlagen bij de plantoelichting, is vermeld dat met de uitbreiding van het museum herstel van het oude beekdallandschap uitgangspunt is voor het plan. Eco Assist heeft met inachtneming van de daarvoor geldende protocollen het plangebied onder meer op de aanwezigheid van vleermuizen, kleine marterachtigen, eekhoorns en Alpenwatersalamanders geïnventariseerd. Uit de onderzoeksresultaten van Eco Assist volgt niet dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Verzoekers hebben geen informatie ingebracht die doet twijfelen aan de onderzoeksresultaten. Het betoog biedt geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Ladder voor duurzame verstedelijking
17. Verzoekers betogen dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) omdat een laddertoets aan het plan ontbreekt. Volgens hen is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en heeft de raad de behoefte aan het museum en zelfstandige horeca niet inzichtelijk gemaakt en niet gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.
17.1. Artikel 3.1.6 van het Bro is bedoeld om uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening ongewenste leegstand te vermijden en zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren. De bepaling strekt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet ter bescherming van de belangen die de kunststichting en de buurtvereniging op grond van hun statutaire doelstellingen behartigen. Volgens de voorzieningenrechter staat het relativiteitsvereiste eraan in de weg dat deze beroepsgrond tot vernietiging van het besluit leidt.
Parkeren
18. Verzoekers betogen dat de raad bij de berekening van de parkeerbehoefte ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het buitenterras van 300 m2 van de zelfstandige horecagelegenheid.
Verder betogen zij dat niet in de parkeerbehoefte kan worden voorzien. Er zijn geen parkeerplaatsen beschikbaar in de directe omgeving. De overeengekomen bezoekersparkeerplaats op afstand op de Hightechcampus (HTC) is volgens verzoekers niet reëel, omdat daar doordeweeks al een tekort aan parkeerplaatsen is en het terrein in de weekenden om veiligheidsredenen is afgesloten. Het vervoer van en naar het HTC-terrein met pendeldiensten zal volgens hen niet functioneren.
Tot slot voeren zij aan dat een voorwaardelijke verplichting in de planregels waarin het parkeren is geborgd, ontbreekt.
18.1. Ingevolge artikel 15.1, onder a en b, van de planregels wordt bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat aan de hand van de beleidsregeling "Actualisatie nota parkeernormen 2019" (hierna: de parkeernota) en de beleidsregeling "kwaliteitseisen inpandige fietsenstallingen" wordt bepaald of hieraan voldaan is. Als die beleidsregelingen worden gewijzigd, wordt aan de hand van de nieuwe beleidsregeling(en) bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
Ingevolge artikel 3.1 van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden onder meer bestemd voor parkeervoorzieningen.
18.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1426), dient de raad in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan te beoordelen, anders dan bij het beoordelen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een concreet bouwplan, of zich een parkeertekort voordoet en in hoeverre door het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen zich daartoe verhouden. Bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient de raad uit te gaan van een representatieve invulling van hetgeen ingevolge het plan planologisch maximaal mogelijk is. Anderzijds hoeft het plan geen bijdrage te leveren aan het oplossen van een bestaand parkeertekort (uitspraak van de Afdeling van 26-08-2020, ECLI:NL:RVS:2020:2022). 18.3. Volgens paragraaf 3.6 van de plantoelichting is de parkeernota gehanteerd voor de berekening van de parkeerbehoefte. Volgens de parkeernota liggen aan de toetsing twee uitgangspunten ten grondslag, namelijk dat een nieuwe ontwikkeling geen parkeeroverlast voor de nabije omgeving mag veroorzaken en dat de verkeersaantrekkende werking en het aantal parkeerplaatsen voor een nieuwe ontwikkeling maximaal beperkt moeten worden. De parkeernota gaat ervan uit dat alle bestaande parkeerplaatsen in de stad zo goed mogelijk worden benut.
18.4. Als bijlage bij de plantoelichting is het rapport "Onderbouwing parkeren en verkeer VONK*" van Mobycon van 1 juni 2022 opgenomen. De parkeerbehoefte van het museum, dat grotendeels op onverhard terrein is voorzien, heeft Mobycon berekend op basis van het aantal te verwachten bezoekers en medewerkers per dag en per seizoen, waarbij is uitgegaan van het maatgevende (drukste) moment, de zaterdagmiddag. De parkeerbehoefte voor de horeca heeft Mobycon berekend op basis van de normen van de parkeernota. Op basis hiervan is berekend dat de totale parkeerbehoefte 148 parkeerplaatsen (pp) bedraagt, waarvan 127 pp voor het museum en 21 pp voor de horeca. De parkeeropgave van 148 pp komt op 27 dagen in het jaar voor. Op het museumterrein wordt een parkeerbos gerealiseerd voor ongeveer 114 pp. Voor de resterende 34 pp wordt gebruik gemaakt van de bestaande parkeercapaciteit op de HTC.
18.5. De voorzieningenrechter merkt op dat de raad bij de berekening van de parkeerbehoefte van 148 parkeerplaatsen is uitgegaan van een worst case scenario, wat op zich niet hoeft. Zoals hiervoor is overwogen, kon de raad volstaan met een berekening op basis van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden van het plan. Onder verwijzing naar overweging 12.7 van de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3235, volgt de voorzieningenrechter het standpunt van de raad dat het buitenterras van de horeca niet afzonderlijk hoeft te worden meegerekend. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de berekening door de raad van de parkeerbehoefte onjuist is. 18.6. De raad heeft ter zitting opgemerkt dat afspraken zijn gemaakt over de openingstijden van het HTC-terrein en dat er voldoende ruimte is.
Dit kan de voorzieningenrechter volgen. In het rapport van Mobycon is een overzicht van de parkeerdruk op het HTC-terrein opgenomen, waaruit volgt dat daar 539 tot 620 parkeerplaatsen op zaterdagen beschikbaar zijn. Dat is dus ruim voldoende voor de benodigde 34 pp.
In het rapport van Mobycon is een vervoerskundige analyse van de pendeldiensten opgenomen. Daaruit kan niet worden afgeleid dat deze niet zullen functioneren. De stelling hierover hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt.
18.7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad met artikel 15.1, onder a en b, van de planregels geborgd dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor de ontwikkeling. Gelet op de omvang de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden is er voldoende ruimte om dit te realiseren.
18.8. De voorzieningenrechter ziet ook in de beroepsgrond over parkeren geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Verkeer en bereikbaarheid
19. De buurtvereniging betoogt dat het beoogde museumpark veel verkeer zal genereren en dat gevaarlijke situaties zullen ontstaan op de parallelweg van de Boutenslaan, gelegen tussen de Jacob Reviuslaan en de Aalsterweg. De buurtvereniging stelt dat Mobycon niet onderbouwt dat die parallelweg voldoet aan de richtlijnen van de CROW/ASVV 2021 voor een verkeersveilige weginrichting. De rijweg zou minimaal 3,85 meter breed moeten zijn. De parallelweg is volgens de buurtvereniging in werkelijkheid echter maar 3,25 meter breed en er is geen rekening gehouden met de ontwikkeling. De buurtvereniging vreest verder voor verkeersproblemen in de fietstunnel, die met het plan overbelast zal raken.
19.1. In het verweerschrift en ter zitting heeft de raad er op gewezen dat de zuidelijke parallelweg van de Boutenslaan tussen de Jacob Reviuslaan en de Aalsterweg een eenrichtingsweg is, niet alleen voor de auto maar ook voor de fiets, en dat is gekozen om de bestaande bomen te handhaven, de parkeercapaciteit grotendeels te behouden en de afmeting van de weg zo smal mogelijk te maken. Een rijbaan van 3,25 meter voldoet volgens de raad aan de CROW-richtlijnen voor zo’n eenrichtingsweg.
19.2. De voorzieningenrechter overweegt dat in een bestemmingsplan niet hoeft te worden geregeld hoe een weg of ontsluiting verkeerstechnisch wordt ingericht. Verkeerstechnische aspecten hebben geen betrekking op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Dergelijke uitvoeringsaspecten kunnen in de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde komen. Wel komt in deze procedure de vraag aan de orde of de raad zich voldoende ervan heeft vergewist dat een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied bestaat of kan worden gerealiseerd.
Volgens de voorzieningenrechter heeft de raad zich hiervan voldoende vergewist, mede gelet op het rapport van Mobycon. Hierin is geconcludeerd dat het effect van het extra verkeer van de ontwikkeling op de verkeersafwikkeling van de omliggende wegen, zowel op wegvak als kruispuntniveau, niet leidt tot nieuwe verkeersknelpunten. In de plantoelichting is vermeld dat op de wegen waar al een knelpunt is, het verkeer door de ontwikkeling met minder dan 1% toeneemt. Verder is vermeld dat de inrichting van de Boutenslaan, de weg waarop het museumpark wordt ontsloten, voldoet aan de landelijke richtlijnen voor verkeersveilige weginrichtingen.
De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers het oostelijke deel van de parallelweg van de Boutenslaan, die 3,25 meter breed is, te smal achten. Hierin ziet de voorzieningenrechter echter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Er is niet gebleken dat geen aanvaardbare verkeerssituatie en -afwikkeling bestaat of kan worden gerealiseerd in en om het plangebied, bijvoorbeeld door dat deel van de parallelweg verkeerstechnisch anders in te richten.
Wijzigingsbevoegdheid
20. Verder betogen verzoekers dat een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen onder het voorgaande bestemmingsplan van 2008 om de gronden van de rijschool te wijzigen in de bestemming "Natuur" bij opheffing van de rijschool en dat het plan hiermee in strijd is.
20.1. De raad heeft een nieuw plan vastgesteld. Dat geen gebruik is gemaakt van het flexibiliteitsinstrument onder het voorgaande planologische regime, maakt niet dat sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening.
MER
21. Verzoekers betogen dat een milieueffectrapport (MER) noodzakelijk was, omdat een bezoekersaantal van minimaal 250.000 verwacht mag worden voor het nieuwe museumpark Vonk, mede gelet op andere actuele ontwikkelingen, "Hotel Clarissenklooster" en het vernieuwde zwemparadijs "De Tongelreep", die veel bezoekers genereren. Ten onrechte is geen maximum bezoekersaantal in het plan vastgelegd.
21.1. In de bodemprocedure moet worden beoordeeld of een MER noodzakelijk was. De raad heeft op 17 juni 2022 besloten dat geen MER hoeft te worden gemaakt, naar aanleiding van de vormvrije m.e.r.-beoordeling van Tritium advies van 31 mei 2022. De raad heeft verwezen naar de drempelwaarden die gelden voor de in het Besluit m.e.r. opgenomen activiteit: "aanleg, wijziging of uitbreiding van themaparken" (D 10), namelijk 250.000 bezoekers of meer per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer of een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied. Het totale (plan)gebied waar het plan voor het museumpark op ziet, is ongeveer 5,7 hectare groot. Het aantal bezoekers wat het museumpark naar verwachting per jaar zal bezoeken is 100.000-150.000. De raad heeft geconcludeerd dat de oppervlakte en bezoekersaantallen (ruim) onder de drempelwaarden liggen.
21.2. Dat een bezoekersaantal van minimaal 250.000 verwacht mag worden hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt. Niet is gebleken van een financiële, organisatorische of bouwkundige samenhang tussen "Hotel Clarissenklooster" en het zwemparadijs "De Tongelreep" op basis waarvan deze één activiteit vormen met het museumpark. In het rapport van ZKA Leisure Consultants "Quickscan markttechnische en financiële haalbaarheid Eindhoven Museum" van september 2019, opgenomen als bijlage bij het verweerschrift van de raad, is het aantal bezoeken van het museumpark geraamd op 90.000 tot 120.000.
Het betoog slaagt niet.
Verbeelding
22. Verder betogen verzoekers dat de verbeelding en het landschappelijk inrichtingsplan niet met elkaar stroken. Verzoekers wijzen op de gebiedsaanduiding ter plaatse van het bouwvlak van de werkplaats/smederij. De intensieve recreatie die is voorzien met wandelpaden en vonken, strookt volgens hen niet met de in het plan opgenomen bestemming "Natuur 1". Ter zitting hebben zij gewezen op een groene strook in het landschappelijk inrichtingsplan, die op grond van het plan niet gerealiseerd kan worden.
22.1. Bij het besluit van 7 november 2023 heeft de raad het bouwvlak van de werkplaats/smederij aangepast. Als al sprake is van een gebrek in de verbeelding, ziet de voorzieningenrechter niet dat dit niet reparabel zal zijn.
Stikstof
23. Verzoekers betogen dat te weinig onderzoek is gedaan naar de stikstofdepositie, omdat de sloop- en bouwfase niet in het onderzoek is betrokken. Gelet op het nabij gelegen Natura 2000-gebied "Groote Heide" is een nader stikstofonderzoek naar activiteiten in die fases volgens verzoekers noodzakelijk.
23.1. De raad stelt zich primair op het standpunt dat het relativiteitsvereiste dat is neergelegd in artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg staat dat deze beroepsgrond tot vernietiging van de besluiten leidt. De betrokken normen van de Wnb strekken volgens de raad namelijk niet tot bescherming van de uit de statuten van verzoekers blijkende doelstellingen.
Voor zover nodig verwijst de raad naar de resultaten van de stikstofberekening van Tritium advies van 4 maart 2022, die als bijlage bij de plantoelichting is opgenomen. Daarin is vermeld dat het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux op een afstand van ongeveer 2,8 kilometer ten zuidoosten van het plangebied ligt en dat in de gebruiksfase geen stikstofdepositie op de nabij gelegen Natura 2000-gebieden plaatsvindt als gevolg van het plan. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar.
23.2. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter staat het relativiteitsvereiste eraan in de weg, zoals de raad stelt, dat deze beroepsgrond tot vernietiging van het besluit leidt. De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van plannen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, zijn in die wet opgenomen ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Niet is gebleken dat het algemeen belang dat verzoekers krachtens hun statutaire doelstellingen behartigen, samenvalt met de belangen die de betreffende bepalingen van de Wnb beogen te beschermen. Deze bepalingen strekken kennelijk niet tot bescherming van de belangen van verzoekers.
Overige
24. In wat verzoekers overigens hebben aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter ook geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
Conclusie
25. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
26.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. de Vlieger-Mandour, griffier.
w.g. Steendijk
voorzieningenrechter
w.g. De Vlieger-Mandour
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024
615