ECLI:NL:RVS:2024:889
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen verlenging van bewaringsmaatregel
Op 4 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 14 augustus 2023, gerectificeerd op 16 augustus 2023, het beroep van de vreemdeling tegen de verlenging van de bewaringsmaatregel gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel bevolen. De staatssecretaris had de vreemdeling in bewaring gesteld bij besluiten van 31 januari 2023 en 28 juli 2023, waarbij de termijn van de bewaringsmaatregel was verlengd met maximaal twaalf maanden.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank het beroep van de vreemdeling tegen het verlengingsbesluit ook had aangemerkt als een beroep tegen het voortduren van de bewaring. Echter, tegen een uitspraak over het voortduren van de maatregel kan geen hoger beroep worden ingesteld, zoals bepaald in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling bestuursrechtspraak verklaarde zich daarom onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele regels binnen het bestuursrecht en de beperkingen die gelden voor hoger beroep in zaken betreffende de vreemdelingenbewaring. De beslissing van de rechtbank om het beroep van de vreemdeling gegrond te verklaren, werd niet ter discussie gesteld, maar de Raad van State kon zich niet uitspreken over de inhoudelijke aspecten van de zaak vanwege de onbevoegdheid.