ECLI:NL:RVS:2024:890

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
202400262/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

Op 4 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren op 31 oktober 2023 afgewezen. De rechtbank had op 5 januari 2024 de beroepen van de vreemdelingen tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.J. Portegies, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris op 16 februari 2024 laten weten dat de vreemdelingen met onbekende bestemming zijn vertrokken en dat de gemachtigde van de vreemdelingen geen contact meer met hen heeft. Dit leidde de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdelingen geen bescherming meer in Nederland zoeken en daarom geen belang hebben bij een beoordeling van het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het hoger beroep vervolgens niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202400262/1/V3.
Datum uitspraak: 4 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 5 januari 2024 in zaken nrs. NL23.35189 en NL23.35190 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 31 oktober 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 5 januari 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. R.J. Portegies, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend, waarop de vreemdelingen hebben gereageerd.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling bij brief van 16 februari 2024 laten weten dat de vreemdelingen met onbekende bestemming zijn vertrokken. De gemachtigde van de vreemdelingen heeft desgevraagd laten weten geen contact meer met hen te hebben. Daaruit leidt de Afdeling af dat dat vreemdelingen niet langer bescherming in Nederland zoeken. Daarom hebben de vreemdelingen geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2024
846-1086