ECLI:NL:RVS:2024:892

Raad van State

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
202205115/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg over de omgevingsvergunning voor een sportkooi in Borgharen

Op 20 februari 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft de omgevingsvergunning die op 5 december 2019 is verleend aan Maastricht Sport voor de legalisering van een sportkooi op het parkeerterrein naast Bovenstraat 2 in Borgharen. Het college van burgemeester en wethouders betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de bouw van de sportkooi in strijd was met het bestemmingsplan. Het college stelde dat de bouwregels van het bestemmingsplan de bouw van de sportkooi toestonden en dat het gebruik onder het overgangsrecht viel.

De rechtbank had eerder, op 21 juli 2022, het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van 9 oktober 2020 vernietigd, waarbij het college het bezwaar van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de aanvraag om een omgevingsvergunning, die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet was ingediend, onder het oude recht viel. De Raad stelde vast dat de sportkooi in strijd was met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' van het bestemmingsplan 'Itteren - Borgharen'.

De Raad van State oordeelde dat het college de aanvraag als een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor het met het bestemmingsplan strijdige gebruik had moeten aanmerken. De omstandigheid dat het bestaande gebruik van de sportkooi op grond van het gebruiksovergangsrecht zou mogen worden voortgezet, was niet relevant voor de bouw. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het college werd verplicht om griffierecht te betalen.

Uitspraak

202205115/1/R2.
Datum uitspraak: 20 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 juli 2022 in zaak nr. 20/2999 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht
Openbare zitting gehouden op 20 februari 2024 om 13:15 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzitter
griffier: mr. M. Scheele
jurist: mr. T.T. Schipper
Verschenen:
Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht, vertegenwoordigd door mr. T.J.T. Goessens.
Bij besluit van 5 december 2019 heeft het college aan Maastricht Sport een omgevingsvergunning verleend voor de legalisering van een al bestaande sportkooi op het parkeerterrein naast het perceel Bovenstraat 2 in Borgharen.
Bij besluit van 9 oktober 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering.
Bij uitspraak van 21 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 oktober 2020 vernietigd, het besluit van 5 december 2019 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 9 oktober 2020.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2022.
De Afdeling
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht een griffierecht van €548,00 wordt geheven.
Redenen voor dit oordeel:
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning vóór deze datum is ingediend, blijft volgens artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet het oude recht van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 7 november 2019. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2.       Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwen van de sportkooi in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens het college staan de bouwregels van het bestemmingsplan de bouw van de sportkooi toe, en valt het gebruik van de sportkooi onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan.
3.       De Afdeling stelt vast, zoals door partijen ook niet is betwist, dat de sportkooi in strijd is met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" van het bestemmingsplan "Itteren - Borgharen", zoals vastgesteld door de raad op 23 oktober 2012.
4.       De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college de aanvraag ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo mede had moeten aanmerken als een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor het met dit bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Het college had daarop een besluit dienen te nemen.
Dat het bestaande gebruik van de sportkooi op grond van het gebruiksovergangsrecht zou mogen worden voortgezet is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet relevant. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3325), brengt de omstandigheid dat het overgangsrecht bepaald gebruik toestaat niet mee dat ten behoeve van dat gebruik ook mag worden gebouwd. Dat in de bouwregels van het bestemmingsplan geen verband is gelegd met de doeleindenomschrijving in artikel 11.1 van de planregels, doet daar niet aan af.
5.       Dit betekent dat het hoger beroep ongegrond is.
6.       De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.
7.       Gelet op artikel 8:109, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt van het college griffierecht geheven.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Scheele
griffier
723-1075