ECLI:NL:RVS:2024:91
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
Op 16 januari 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 10 oktober 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 25 maart 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, op 30 december 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.P. van Mulken, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Raad van State heeft de motivering van de rechtbank overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De beslissing werd vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 16 januari 2024.