ECLI:NL:RVS:2024:918
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering omgevingsvergunning voor bewoning bijgebouw in Nijmegen
Op 5 maart 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen om een omgevingsvergunning te verlenen voor de bewoning van een bestaand bijgebouw op zijn perceel in Lent. Het college had eerder, op 20 november 2020, de vergunning geweigerd en dit besluit werd op 23 april 2021 door het college bevestigd na het ongegrond verklaren van het bezwaar van de appellant. De rechtbank Gelderland had op 9 februari 2023 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de openbare zitting op 5 maart 2024, geleid door Staatsraad mr. H.C.P. Venema, werd het hoger beroep behandeld. De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college de vergunning mocht weigeren. Hij stelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat de bewoning van het bijgebouw stedenbouwkundig ongewenst was en dat de privacy van omliggende percelen niet in het geding zou komen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het college terecht had geweigerd de omgevingsvergunning te verlenen, omdat het college de bewoning van bijgebouwen, behoudens uitzonderingen, niet toestaat. Het college had een stedenbouwkundig advies ingewonnen en op basis daarvan geconcludeerd dat de bewoning van het bijgebouw ongewenst was, gezien de ligging aan meerdere zijden van andere achterpercelen. De Afdeling oordeelde dat het college zich op dit standpunt mocht stellen en dat er geen aanleiding was om de omgevingsvergunning te verlenen. De kosten van de procedure werden niet vergoed door het college.