202307259/1/A2.
Datum uitspraak: 6 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 4 juli 2023 heeft de examencommissie van de Faculteit Business, Finance & Marketing, opleidingen Accountancy, Finance & Control en International Financial Management & Control van De Haagse Hogeschool (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellant] om een vrijstelling voor het vak Access, afgewezen.
Bij beslissing van 10 november 2023 heeft het CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Afdeling.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat te Den Haag, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. M.H. Hehemann, zijn verschenen. Tevens is namens de examencommissie mr. G.O.M. Alkemade verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is in studiejaar 2019-2020 gestart met de opleiding Accountancy aan De Haagse Hogeschool. Hij behoort hiermee tot cohort 2019. Onderdeel van het curriculum in de propedeuse zijn de vakken ‘Processen in Informatiesystemen’ en ‘Access’. Eerstgenoemd vak wordt onder meer getoetst met een projectopdracht. Laatstgenoemd vak wordt schriftelijk getoetst. Onderdeel van het curriculum in het tweede studiejaar is het vak ‘Raadplegen en Ontwerpen van databases’. Dit vak wordt schriftelijk getoetst.
1.1. In studiejaar 2019-2020 is de coronapandemie uitgebroken. Gevolg hiervan was dat geen schriftelijke toetsing van het propedeusevak Access heeft kunnen plaatsvinden. De examencommissie heeft gelet hierop besloten tot een alternatieve toetsing. Om een voldoende te halen voor het vak Access moest een voldoende worden gehaald voor: 1) de projectopdracht in het kader van het vak Processen in Informatiesystemen, en 2) een addendum bij het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases. Dit laatste is de schriftelijke toets: Access.
1.2. Deze alternatieve toetsing betekende dat cohort 2019 niet (meer) de mogelijkheid had om de drie studiepunten voor het vak Access te halen in hun propedeusejaar. Raadplegen en Ontwerpen van databases is namelijk een tweedejaars vak. Daarmee had de alternatieve toetsing mogelijk ook invloed op het BSA dat de studenten uit cohort 2019 aan het einde van het propedeusejaar zouden krijgen. Om dat te ondervangen, heeft de examencommissie besloten tot de volgende wijze van het toekennen van studiepunten. Het behalen van de projectopdracht in het kader van het vak Processen in Informatiesystemen zou resulteren in een ‘V’ van ‘Voldaan’ voor het vak Access, met toekenning van het volledig aantal studiepunten, te weten: drie. Studenten werden er wel op gewezen dat zij daarnaast het addendum moesten halen bij het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases in het tweede jaar.
1.3. In studiejaar 2019-2020 heeft [appellant] de projectopdracht afgerond met een 8,0. [appellant] heeft daarom op 21 juni 2020 een ‘V’ gekregen voor het vak Access. Hiervoor heeft hij drie studiepunten gekregen.
1.4. In studiejaar 2020-2021 is het addendum bij het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases twee keer aangeboden. [appellant] heeft aan beide kansen niet deelgenomen. In studiejaar 2021-2022 is een ‘bezemtoets’ aangeboden voor de studenten uit cohort 2019 die het addendum nog niet hadden gehaald. Hiervoor heeft [appellant] op 11 april 2022 een 1,0 gehaald. In studiejaar 2022-2023 is het addendum niet meer aangeboden, omdat verondersteld werd dat geen extra (bezem)kans meer nodig was. Het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases is dat jaar weer op de reguliere wijze getoetst met de schriftelijke toets: Databases. Hiervoor heeft [appellant] op 12 april 2023 een 6,4 behaald. [appellant] heeft hiervoor géén studiepunten ontvangen.
1.5. [appellant] heeft op 26 juni 2023 bij de examencommissie geklaagd over het feit dat aan hem nog niet de drie studiepunten voor het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases zijn toegekend. [appellant] heeft de examencommissie daarom verzocht om een vrijstelling voor het vak Access.
1.6. In studiejaar 2023-2024 is er een extra ‘bezemkans’ aangeboden voor het addendum. Hieraan heeft [appellant] deelgenomen en op 11 december 2023 een 7,0 behaald. [appellant] heeft vervolgens de drie studiepunten ontvangen.
1.7. Kern van het geschil is of het CBE terecht heeft geoordeeld dat de examencommissie in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het verzoek van [appellant] om vrijstelling voor het vak Access af te wijzen.
Beslissing van 4 juli 2023
2. De examencommissie heeft het verzoek van [appellant] om een vrijstelling voor het vak Access op 4 juli 2023 afgewezen. De examencommissie heeft aan deze beslissing ten grondslag gelegd dat een onderdeel van het vak Access nog niet door [appellant] is ‘afgetoetst’. [appellant] heeft op 5 juli 2023 administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van 4 juli 2023.
Beslissing van 10 november 2023
3. Het CBE heeft het door [appellant] ingestelde administratief beroep bij beslissing van 10 november 2023 ongegrond verklaard. Het CBE heeft daaraan ten grondslag gelegd dat er een wettelijke grondslag bestond voor de alternatieve toetsing van het vak Access voor cohort 2019 en dat deze ook aan [appellant] is gecommuniceerd. Ook is de alternatieve toetsing neergelegd in zijn Onderwijsleerplan (hierna: OLP). Het CBE heeft er verder op gewezen dat [appellant] het addendum bij het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases nog niet heeft gehaald, wat maakt dat een deel van de eindtermen van het vak Access nog niet zijn afgetoetst. Het toekennen van de studiepunten zou daarom betekenen dat deze worden ‘weggegeven’. Omdat het de taak van de examencommissie is om de kwaliteit van diploma’s te waarborgen heeft zij in redelijkheid de beslissing kunnen nemen om de studiepunten voor het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases nog niet toe te kennen. Dat de onderwijsinstelling in studiejaar 2022-2023 niet zou hebben gecommuniceerd dat de schriftelijke toets moest worden behaald om studiepunten voor het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases toegekend te krijgen en dat het addendum niet is aangeboden in dat studiejaar, doet daar volgens het CBE niet aan af. [appellant] heeft in studiejaar 2020-2021 en 2021-2022 namelijk voldoende kansen gehad om het addendum te behalen. Tegen deze beslissing van 10 november 2023 heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Afdeling.
Betoog van [appellant]
4. [appellant] betoogt dat het CBE niet heeft onderkend dat de beslissing van 4 juli 2023 van de examencommissie om géén studiepunten toe te kennen voor het vak Raadplegen en Ontwerpen van databases onrechtmatig is. [appellant] legt hieraan ten grondslag dat de beslissing van de examencommissie om een bezemtoets voor de reeds behaalde en afgesloten module Access te verbinden aan het toekennen van studiepunten voor een andere tweedejaars module niet steunt op een wettelijke grondslag. Voor zover de alternatieve toetsing en daarmee de beslissing van 4 juli 2023 wel steunt op een wettelijke grondslag betoogt [appellant] dat het CBE niet heeft onderkend dat die beslissing onzorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. [appellant] heeft immers een 6,4 voor de schriftelijke toets: Databases gehaald en dit cijfer zou volgens hem alomvattend moeten zijn. Hij acht hiervoor van belang dat hij: 1) de eindtermen van het vak Access in de schriftelijke toets: Databases op een hoger niveau heeft afgetoetst, 2) dat er in studiejaar 2022-2023 geen addendum is afgenomen bij de schriftelijke toets: Databases, en 3) dat hij met het behalen van de projectopdracht een ‘V’ gehaald heeft voor het vak Access en dat de drie studiepunten die hij daarvoor heeft gekregen niet zijn komen te vervallen. Voor een zorgvuldige beslissing had de examencommissie artikel 10 van de OER daarom op een andere wijze moeten toepassen.
Beoordeling door de Afdeling
Steunt de beslissing van 4 juli 2023 op een wettelijke grondslag?
5. Ingevolge artikel 10 van de OER kan de examencommissie beslissingen nemen in afwijking van die regeling wanneer de toepassing daarvan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard of in alle gevallen waarin de OER niet voorziet. Niet in geschil is dat de coronamaatregelen in studiejaar 2019-2020 buitengewone omstandigheden waren die een vergaande impact hadden op de studievoortgang van studenten. Voor studenten uit cohort 2019 van de opleiding Accountancy waren de gevolgen onder meer dat de schriftelijke toets voor het vak Access niet meer kon worden afgenomen. Het onverkort toepassen van de OER zou er in die omstandigheden toe hebben geleid dat de studenten uit cohort 2019 niet meer 60 ECTS over het eerste jaar konden halen. Dit zou mogelijk impact hebben gehad op het behalen van het BSA door studenten. Dit heeft de examencommissie beoordeeld als een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 10 van de OER. Zij heeft daarom op 17 april 2020 besloten om het vak Access op een alternatieve manier te toetsen. De beslissing van 4 juli 2023 om geen vrijstelling te verlenen voor het vak Access, omdat [appellant] het addendum nog niet heeft behaald, moet in het licht van deze beslissing van 17 april 2020 worden gezien. Daarmee steunt de beslissing van de examencommissie op artikel 10 van de OER. Gelet op het voorgaande heeft het CBE naar het oordeel van de Afdeling terecht overwogen dat de beslissing van 4 juli 2023 steunt op een wettelijke grondslag. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de beslissing van 4 juli 2023 zorgvuldig tot stand gekomen?
6. De Afdeling stelt vast dat de zorgvuldigheid van de alternatieve toetsing van het eerstejaars vak Access zelf niet voorligt. Daartoe overweegt de Afdeling dat de examencommissie op 17 april 2020 akkoord heeft gegeven op het voorstel van de Opleidingsmanager AC om het vak Access op een andere wijze te toetsen. Deze beslissing is op 17 april 2020 aan cohort 2019 gecommuniceerd en is op 22 april 2020 toegelicht. Aan deze alternatieve toetsing heeft [appellant] ook in studiejaar 2021-2022 deelgenomen. Voor zover het beroep van [appellant] is gericht tegen de zorgvuldigheid van de alternatieve toetsing zelf had het daarom op de weg van [appellant] gelegen om hiertegen eerder een rechtsmiddel in te stellen. Aangezien [appellant] dit niet heeft gedaan ligt nu alleen nog de vraag voor of de beslissing van 4 juli 2023 zorgvuldig tot stand is gekomen.
6.1. Voor de vraag of de beslissing van de examencommissie om géén vrijstelling te verlenen voor het vak Access zorgvuldig tot stand is gekomen is relevant of de examencommissie gezien de feiten en omstandigheden op een voldoende zorgvuldige wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 10 van de OER. De examencommissie heeft direct na haar akkoord op de alternatieve toetsing van het vak Access op 17 april 2020 een e-mail gestuurd aan cohort 2019. Verder is in de e-mail van 22 april 2020 aan cohort 2019 opgenomen dat het examenprogramma van cohort 2019 is aangepast. In die e-mail is expliciet opgenomen dat de toetsing voor het vak Access wordt verspreid over een projectopdracht van het eerstejaars vak Processen in Informatiesystemen en extra te tentamineren stof in de tweedejaars module Raadplegen en Ontwerpen van databases. De examencommissie gaf daarin ook aan dat op deze manier wordt geborgd dat studenten over de juiste kennis van het vak Access zouden beschikken en dat het diploma het juiste eindniveau vertegenwoordigt. De examencommissie heeft de aan cohort 2019 gecommuniceerde alternatieve toetsing ook neergelegd in het OLP. Uit de feiten en omstandigheden blijkt daarom dat [appellant] op de hoogte was of kon zijn van de alternatieve toetsing en dat met het behalen van de ‘V’ voor het vak Access nog niet alle eindtermen waren ‘afgetoetst’.
6.2. De Afdeling wijst er verder op dat het CBE met juistheid heeft overwogen de examencommissie [appellant] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om te voldoen aan de alternatieve toetsing. De examencommissie heeft [appellant] namelijk drie kansen aangeboden om het addendum met een voldoende af te ronden: twee in studiejaar 2020-2021 en één in studiejaar 2021-2022. [appellant] heeft echter alleen deelgenomen aan de bezemkans in studiejaar 2021-2022 en heeft daarvoor een 1,0 behaald.
6.3. [appellant] heeft gelet op het voorgaande tevergeefs aangevoerd dat het CBE niet heeft onderkend dat de beslissing van de examencommissie van 4 juli 2023 onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat er potentieel andere manieren bestonden waarop de examencommissie toepassing had kunnen geven aan artikel 10 van de OER doet aan de zorgvuldigheid van de beslissing niet af.
Is de beslissing van 4 juli 2023 deugdelijk gemotiveerd?
7. De Afdeling volgt [appellant] evenmin in zijn betoog dat het CBE er ten onrechte aan is voorbijgegaan dat de beslissing van 4 juli 2023 ondeugdelijk is gemotiveerd. De Afdeling acht hiervoor van belang dat [appellant] zowel in zijn beroepschrift, als ter zitting niet nader heeft onderbouwd waarom de motivering ondeugdelijk is. De stelling van [appellant] dat de examencommissie op een andere manier toepassing had kunnen en moeten geven aan artikel 10 van de OER betekent niet dat de examencommissie had moeten motiveren waarom zij dat niet heeft gedaan.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024
938-1062