ECLI:NL:RVS:2025:1025

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
202203298/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. ten Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bestemmingsplan 'Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt' van de gemeente Zwartewaterland

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 maart 2025 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan 'Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt' van de gemeente Zwartewaterland. De zaak is voortgekomen uit een tussenuitspraak van 1 mei 2024, waarin de raad van de gemeente was opgedragen om binnen 20 weken gebreken in het besluit van 7 april 2022 te herstellen. De Afdeling oordeelde dat de raad ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting had opgenomen in het bestemmingsplan, waardoor de uitvoering van het inrichtingsplan niet was geborgd. Dit was in strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het rechtszekerheidsbeginsel.

De raad heeft vervolgens op 10 oktober 2024 een gewijzigd besluit genomen, maar dit werd door de Afdeling ook vernietigd omdat het niet voldeed aan de eerder gestelde eisen. De Afdeling heeft de raad opgedragen om de gebreken te herstellen en heeft zelf in de zaak voorzien door artikel 3.4.1 van de planregels te wijzigen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en het waarborgen van rechtszekerheid in het kader van bestemmingsplannen.

De proceskosten zijn toegewezen aan de appellant, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, advocaat in Amsterdam. De raad van de gemeente Zwartewaterland moet de proceskosten vergoeden en het griffierecht aan de appellant terugbetalen.

Uitspraak

202203298/2/R3.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Hasselt, gemeente Zwartewaterland,
appellant,
en
de raad van de gemeente Zwartewaterland,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 1 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1836, heeft de Afdeling de raad opgedragen binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omgeschreven gebreken in het besluit van 7 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt" te herstellen.
Bij beschikking van 4 september 2024 heeft de Afdeling de hiervoor genoemde hersteltermijn verlengd tot en met 30 oktober 2024.
Bij besluit van 10 oktober 2024 heeft de raad, ter uitvoering van de tussenuitspraak, het bestemmingsplan "Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt" gedeeltelijk gewijzigd en voorzien van nadere motivering.
[appellant] heeft een zienswijze naar voren gebracht.
De raad heeft op de zienswijze van [appellant] gereageerd.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 januari 2025, waaraan [appellant], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, advocaat in Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door D. Groote, A. van den Berg en G. ten Bolscher, allen via een videoverbinding hebben deelgenomen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 1 juli 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Tussenuitspraak
2.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 5.7 overwogen dat de raad ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting in het plan heeft opgenomen waarbij de uitvoering van het inrichtingsplan en de instandhouding van de daarin neergelegde inrichting van de begraafplaats worden geborgd. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat het besluit van 7 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt" in strijd is met artikel 3.1, eerste lid, van de Wro en het rechtszekerheidsbeginsel.
3.       Verder heeft de Afdeling onder 6.3 overwogen dat de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheden om vergunningvrij te bouwen op het perceel van [appellant]. De raad heeft daarom niet zorgvuldig onderzocht of aan de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstand van 10 m wordt voldaan. Als blijkt dat niet wordt voldaan aan die richtafstand, moet de raad met behulp van een geluidonderzoek nader motiveren waarom er desondanks sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De Afdeling heeft daarom geoordeeld dat het besluit van 7 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt" in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
4.       Gelet op de tussenuitspraak is het beroep van [appellant] gericht tegen het besluit van 7 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt" gegrond. Dit besluit van 7 april 2022 moet daarom worden vernietigd.
Herstelbesluit
5.       De raad heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak bij besluit van 10 oktober 2024 het plan gedeeltelijk gewijzigd en voorzien van nadere motivering.
5.1.    Voor het herstel van het onder 5.7 van de tussenuitspraak vastgestelde gebrek heeft de raad in artikel 3.4.1 van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
5.2.    Artikel 3.4.1 van de planregels luidt:
"a. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van nieuwe bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede erfinrichting;
b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de bouwwerken uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de erfinrichting conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede erfinrichting."
5.3.    Voor het herstel van het onder 6.3 van de tussenuitspraak vastgestelde gebrek heeft de raad een akoestisch onderzoek laten uitvoeren (bijlage 4 bij de plantoelichting) en nadere motivering gegeven in paragraaf 5.5.3 van de plantoelichting. In die paragraaf licht de raad aan de hand van het akoestisch onderzoek toe waarom er wel sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
5.4.    Het herstelbesluit is op grond van artikel 6:19 van de Awb mede onderwerp van het geding. Het beroep van [appellant] is van rechtswege mede gericht tegen dit besluit.
Het beroep tegen het herstelbesluit van 10 oktober 2024
Voorwaardelijke verplichting
6.       [appellant] heeft in zijn zienswijze betoogd dat de voorwaardelijke verplichting in artikel 3.4.1 van de planregels ten onrechte wordt gekoppeld aan een omgevingsvergunning voor een bouwwerk. [appellant] voert aan dat landschappelijke inpassing ook moet plaatsvinden wanneer het alleen om het gebruik als begraafplaats gaat.
6.1.    De raad heeft erkend dat de koppeling aan een omgevingsvergunning voor bouwwerken rechtsonzeker is. De raad verzoekt de Afdeling daarom zelf in de zaak te voorzien en artikel 3.4.1 van de planregels zodanig te formuleren dat de landschappelijke inpassing zal worden uitgevoerd binnen 24 maanden na het onherroepelijk worden van het plan.
6.2.    Gelet op het voorgaande is het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] gegrond. Het herstelbesluit van 10 oktober 2024 moet wegens strijd met artikel 3.1, eerste lid, van de Wro en het rechtszekerheidsbeginsel worden vernietigd voor zover daarin niet is geregeld dat de landschappelijke inrichting, zoals opgenomen in het erfinrichtingsplan dat als bijlage 2 bij de planregels is opgenomen, zal worden uitgevoerd.
Het betoog slaagt.
Richtafstanden VNG-brochure
7.       [appellant] heeft in zijn zienswijze geen gronden aangevoerd tegen de wijze van herstel van het onder 6.3 van de tussenuitspraak vastgestelde gebrek. De Afdeling leidt hieruit af, zoals ook ter zitting is bevestigd, dat [appellant] geen bezwaren heeft tegen het herstelbesluit voor zover daarbij het onder 6.3 van de tussenuitspraak vastgestelde gebrek is hersteld.
Zelf in de zaak voorzien
8.       De Afdeling zal, gelet op het verzoek van de raad, hierna bezien of er aanleiding bestaat artikel 3.4.1 van de planregels zelf voorziend te wijzigen. De Afdeling heeft dit op de zitting met [appellant] en de raad besproken. [appellant] en de raad hebben te kennen gegeven in te kunnen stemmen met wijzigen van artikel 3.4.1 van de planregels zodat dit als volgt luidt:
"Gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - voorwaardelijke verplichting" mogen overeenkomstig de in de bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats" opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, de erfinrichting conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan wordt aangelegd en in standgehouden, teneinde te komen tot een goede erfinrichting."
8.1.    Op basis van de schriftelijke reacties van [appellant] en de raad, en het verhandelde op de zitting, gaat de Afdeling ervan uit dat geen van de partijen er bezwaren tegen heeft als de Afdeling op de hiervoor weergegeven wijze zelf in de zaak zou voorzien. Ook is het niet aannemelijk dat andere belanghebbenden hierdoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad. Vanuit een oogpunt van finale geschilbeslechting ziet de Afdeling daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb artikel 3.4.1 van de planregels op de onder 8 weergegeven wijze te wijzigen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het herstelbesluit van 10 oktober 2024, voor zover dit is vernietigd.
8.2.    Verder ziet de Afdeling aanleiding om de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde bestemmingsplan, dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.
Proceskosten
9.       De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Zwartewaterland van 7 april 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt" gegrond;
II.       vernietigt het onder I genoemde besluit;
III.      verklaart het beroep tegen het herstelbesluit van de raad van de gemeente Zwartewaterland van 10 oktober 2024 tot het opnieuw gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Uitbreiding begraafplaats De Sandtvoirt Hasselt" gegrond;
IV.      vernietigt het onder III genoemde besluit, voor zover het artikel 3.4.1 van de planregels betreft;
V.       bepaalt dat artikel 3.4.1 van de planregels als volgt luidt:
"Gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - voorwaardelijke verplichting" mogen overeenkomstig de in de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats' opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, de erfinrichting conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan wordt aangelegd en in standgehouden, teneinde te komen tot een goede erfinrichting.";
VI.      bepaalt dat deze uitspraak wat onderdeel V betreft in de plaats treedt van het herstelbesluit van 10 oktober 2024, voor zover dit is vernietigd;
VII.     draagt de raad van de gemeente Zwartewaterland op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen IV, V en VI worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;
VIII.    veroordeelt de raad van de gemeente Zwartewaterland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.174,50;
IX.      gelast dat de raad van de gemeente Zwartewaterland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lap
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2025
288-1076