ECLI:NL:RVS:2025:1057
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen bewaring door minister van Asiel en Migratie
Op 19 oktober 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een besluit genomen om de vreemdeling in bewaring te stellen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. Op 27 januari 2025 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Guman, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank had geoordeeld dat er geen hoger beroep mogelijk was tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, zoals vastgelegd in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft in hoger beroep argumenten aangevoerd, maar de Afdeling heeft geoordeeld dat deze argumenten geen reden zijn om het hoger beroep in behandeling te nemen. Er was geen sprake van een eerlijk proces, wat een voorwaarde zou zijn om het verbod op hoger beroep te doorbreken.
Uiteindelijk heeft de Afdeling zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 maart 2025.