ECLI:NL:RVS:2025:1077
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vrijheidsontnemende maatregel
Op 14 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 23 december 2024 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 24 november 2024 aan de vreemdeling was opgelegd, onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond voor wat betreft de tenuitvoerlegging van de maatregel en droeg de minister op om de vreemdeling schadeloos te stellen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de minister terecht in beroep ging tegen het oordeel van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het JCS (Justitiële Jeugdinrichting) onder de omstandigheden ten tijde van de uitspraak geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was in de zin van de Opvangrichtlijn. De Afdeling verwees naar eerdere uitspraken van 29 januari 2025 en 26 februari 2025, waarin soortgelijke kwesties aan de orde waren.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de juridische kaders rondom vrijheidsontneming en de verantwoordelijkheden van de minister van Asiel en Migratie.