ECLI:NL:RVS:2025:1079
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 14 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 15 januari 2025 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 26 december 2024 aan de vreemdeling was opgelegd, onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond voor zover het de tenuitvoerlegging van de maatregel betrof, en de minister werd opgedragen de vreemdeling schadeloos te stellen.
In het hoger beroep kwam de minister op tegen het oordeel van de rechtbank dat de detentieomstandigheden niet meer voldeden aan de eisen van de Opvangrichtlijn. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de grensdetentie onrechtmatig was. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de rechtbank om alle beroepsgronden te bespreken en bevestigt dat de minister in dit geval correct heeft gehandeld. De uitspraak is van belang voor de toepassing van de Opvangrichtlijn en de voorwaarden waaronder vrijheidsontneming kan plaatsvinden.