ECLI:NL:RVS:2025:1083
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen bewaring door minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling die in bewaring is gesteld door de minister van Asiel en Migratie op 17 december 2024. De vreemdeling heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 28 januari 2025 het beroep ongegrond heeft verklaard en het verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Dogan, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 maart 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 maart 2025.