ECLI:NL:RVS:2025:1086
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 7 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 7 maart 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H. van der Linden, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 maart 2025 uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht geoordeeld en de motivering van de rechtbank werd overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 maart 2025, en de voorzieningenrechter, mr. B. Meijer, heeft de beslissing vastgesteld in aanwezigheid van griffier mr. J. van de Kolk.