ECLI:NL:RVS:2025:1108

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
202501051/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek voor vreemdeling

Op 17 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vreemdeling die op 29 november 2019 een aanvraag indiende voor uitstel van vertrek, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 6 juni 2023 opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag verklaarde op 27 januari 2025 het beroep van de vreemdeling gegrond, vernietigde de afwijzing en gaf de minister de opdracht om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de minister als de vreemdeling afgewogen en besloten dat de minister de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 maart 2025.

Uitspraak

202501051/2/V1.
Datum uitspraak: 17 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 27 januari 2025 in zaak nr. 23/6183 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 6 juni 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 27 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen drie maanden na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2025
977