202302986/1/A3.
Datum uitspraak: 12 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd in Amersfoort,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank MiddenNederland (hierna: de rechtbank) van 11 april 2023 in zaak nr. 23/849 en 23/850 in het geding tussen
[appellante]
en
de burgemeester van Amersfoort.
Openbare zitting gehouden op 12 maart 2025 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.Th. Drop, voorzitter, lid van de enkelvoudige kamer
griffier: mr. D. Singh
Verschenen:
[appellante];
de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. B.J. Eising;
[appellante] heeft een horecaonderneming, [horecaonderneming], aan de [locatie] in Amersfoort. Bij besluit van 13 september 2022 heeft de burgemeester de aanvraag van [appellante] voor een terras op de kadestrook aan de Havik afgewezen. Bij besluit van 20 februari 2023 heeft de burgemeester het door [appellante] ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Bij mondelinge uitspraak van 11 april 2023 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebruik van het aangevraagde terras een gevaar kan opleveren voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan. De burgemeester heeft volgens de rechtbank in het besluit goed gemotiveerd waarom hij vindt dat een terras op de aangevraagde plek een gevaar oplevert. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van willekeur. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester voldoende oog heeft gehad voor de belangen van [appellante] en die zorgvuldig heeft afgewogen tegen de belangen die de burgemeester voor ogen heeft. Het hoger beroep richt zich tegen deze uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden:
1. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de burgemeester te streng heeft getoetst. De burgemeester heeft namelijk eerder wel een vergunning verleend voor een terras op dezelfde plek. Ook vindt [appellante] dat sprake is van willekeur. Dat blijkt volgens hem uit de omstandigheid dat in eerste instantie in 2018 de aanvraag is afgewezen met onder meer als reden ongelijke keitjes op de grond en het ontbreken van een reling langs het water. Vervolgens was het in 2021 wel toegestaan om een terras te houden op de kadestrook. Nu is de aanvraag opnieuw afgewezen op grond van dezelfde ongelijke keitjes op de grond, het ontbreken van een reling langs het water en het opleveren van gevaar voor het doelmatig en veilig gebruik van de kadestrook. Tot slot betoogt [appellante] dat in een soortgelijke situatie bij De Drie Ringen, op 150 meter hemelsbreed afstand, de burgemeester wel een terras heeft toegestaan.
2. De Afdeling is net als de rechtbank van oordeel dat de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebruik van het aangevraagde terras, gelet op de smalle kadestrook waar [appellante] het terras wil, een gevaar kan opleveren voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan. De motivering van de burgemeester is daarbij duidelijk en voldoende. Met de rechtbank acht de Afdeling ook geen sprake van willekeur. De burgemeester wilde in de coronaperiode horecaondernemers tegemoetkomen. Hij heeft in die uitzonderlijke omstandigheden, met inachtneming van de 1,5 meter-regel, redelijkerwijs een andere afweging kunnen maken.
3. Wat betreft de gestelde gelijke situatie stelt de Afdeling vast dat bij het terras van De Drie Ringen meer ruimte is tussen de weg en het terras. Ook is het terras gevestigd op een bredere strook en voorzien van een reling langs het water. Weliswaar bestaat de ondergrond bij de horecaondernemingen uit keitjes, maar dat betekent niet dat sprake is van gelijke situaties of dat de burgemeester in het geval van De Drie Ringen redelijkerwijs een andere afweging heeft kunnen maken.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Singh
griffier
190-990