ECLI:NL:RVS:2025:1148

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
202404854/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing urgentieverklaring door Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond

Op 19 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring door de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (SUWR). De aanvraag was afgewezen op 14 juli 2023, omdat de appellante niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020. De appellante verblijft sinds 17 november 2021 in de tijdelijke opvang van Anteszorg in Rotterdam, maar kan daar niet langer blijven omdat zij is uitbehandeld. Ze heeft een urgentieverklaring aangevraagd om door te stromen naar een zelfstandige woning in Schiedam, waar zij ambulante begeleiding zal blijven ontvangen.

De SUWR heeft de aanvraag afgewezen omdat de appellante geen aansluitend woonverleden had in de gemeenten binnen de woningmarktregio waar Schiedam deel van uitmaakt. De rechtbank Rotterdam heeft op 21 juni 2024 het beroep van de appellante ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld. In het hoger beroep heeft de appellante grotendeels dezelfde gronden aangevoerd als in het eerdere beroep, maar de Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden is ingegaan en dat de appellante geen nieuwe redenen heeft aangedragen die de eerdere beoordeling zouden ondermijnen.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.

Uitspraak

202404854/1/A2.
Datum uitspraak: 19 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 juni 2024 in zaak nr. 23/7915 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: SUWR)
Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2023 heeft de SUWR een aanvraag van [appellante] om een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 14 november 2023 heeft de SUWR het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 juni 2024 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [appellante] verblijft sinds 17 november 2021 in de tijdelijke opvang van Anteszorg voor begeleid wonen in Rotterdam. Omdat zij bij Anteszorg is uitbehandeld, kan zij daar niet langer verblijven. [appellante] heeft een urgentieverklaring aangevraagd om te kunnen doorstromen naar een zelfstandige woning in Schiedam, waar zij ambulante begeleiding vanuit Anteszorg zal blijven ontvangen.
2.       De SUWR heeft deze aanvraag afgewezen, omdat niet is voldaan aan de in artikel 5.7, eerste lid en onder b, en tweede lid en onder b, van Bijlage I van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (hierna: Verordening) genoemde voorwaarden. [appellante] heeft geen voorafgaand aan het hulpverleningstraject aansluitend woonverleden in een van de gemeenten binnen de woningmarktregio waar Schiedam deel van uitmaakt. Uit de BRP volgt dat zij voor het laatst zelfstandig heeft gewoond in Delft. Niet is gebleken dat terugkeer naar Delft op grond van een indicatie niet mogelijk is. De SUWR heeft geen aanleiding gezien voor toepassing van de hardheidsclausule. De SUWR heeft [appellante] geadviseerd een urgentieverklaring aan te vragen bij Haagsteden voor de regio Delft.
3.       De gronden die [appellante] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellante] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 6 t/m 10 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. Zij voegt daaraan nog toe dat niet is gebleken dat de gemeente Delft op voorhand niet bereid zou zijn de op haar als herkomstgemeente rustende verantwoordelijkheid te nemen.
Het betoog slaagt niet.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
5.       De SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Vink
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025
154-1160