ECLI:NL:RVS:2025:1187
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 17 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had op 29 november 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W. IJland, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 6 maart 2025 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 maart 2025, en de voorzieningenrechter heeft de beslissing als volgt vastgesteld: de aangevallen uitspraak wordt bevestigd en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.