ECLI:NL:RVS:2025:1204
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 18 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had op 29 november 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 6 maart 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W. IJland, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.