ECLI:NL:RVS:2025:1206

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
202501231/1/V2 en 202501231/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak met verzoek om voorlopige voorziening

Op 20 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een vreemdeling, mede voor haar minderjarige kinderen, om herziening van een eerdere uitspraak van 2 december 2024. Dit verzoek om herziening werd ingediend op 26 februari 2025, waarbij ook een verzoek om een voorlopige voorziening werd gedaan. De vreemdeling stelde dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, maar de Afdeling oordeelde dat deze niet waren aangevoerd. Hierdoor werd het verzoek om herziening afgewezen. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door voorzieningenrechter mr. J.C.A. de Poorter, in aanwezigheid van griffier mr. J.W. Prins, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202501231/1/V2 en 202501231/2/V2.
Datum uitspraak: 20 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2024, in zaak nr. 202305662/1/V2, en om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Awb).
Procesverloop
Bij brief van 26 februari 2025 heeft verzoekster de Afdeling verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van 2 december 2024. Ook heeft zij de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten of omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb). Verzoekster heeft zulke feiten of omstandigheden niet aangevoerd.
2.       Het verzoek om herziening wordt afgewezen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom ook afgewezen De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek om herziening af;
II.       wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2025
363-1048