ECLI:NL:RVS:2025:1245

Raad van State

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
202501240/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 25 februari 2025 het beroep van de vreemdeling tegen de bewaring door de minister van Asiel en Migratie ongegrond heeft verklaard. De minister had op 11 februari 2025 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Karsten, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Er waren geen vragen in het hogerberoepschrift die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de rechtmatigheid van de bewaring van de vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie.

Uitspraak

202501240/1/V3.
Datum uitspraak: 27 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 25 februari 2025 in zaak nr. NL25.6578 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2025 heeft de minister de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 25 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Karsten, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 1.3, 2.2 en 3.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.P.G. van Bekhoven, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Bekhoven
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2025
959