ECLI:NL:RVS:2025:1332
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Bij besluit van 23 september 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De rechtbank heeft op 16 december 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. Jansen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank niet juist zou zijn. De Afdeling heeft daarbij in aanmerking genomen dat er herhaaldelijk contact is opgenomen met de gemachtigde van de vreemdeling over het onvolledige hogerberoepschrift. De Afdeling kan daarom geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Daarnaast is het nadere stuk dat de vreemdeling heeft ingediend na de termijn voor het instellen van hoger beroep binnengekomen, waardoor de Afdeling dit niet kan meewegen. Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.