ECLI:NL:RVS:2025:1339
Raad van State
- Hoger beroep
- B.P. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 27 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling en zijn referent tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd 28 april 2022. De staatssecretaris had op 3 juni 2024 het bezwaar van de vreemdeling en referent ongegrond verklaard, waarna de rechtbank op 9 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling en referent tegen deze beslissing ongegrond verklaarde. De vreemdeling en referent, vertegenwoordigd door mr. E.J.P. Cats, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft volgens de Raad terecht en op goede gronden geoordeeld. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Hierdoor is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 maart 2025, waarbij mr. B.P. Vermeulen als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.