202500229/2/R2.
Datum uitspraak: 31 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], wonend in Alphen-Chaam,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 2]), wonend in Alphen-Chaam,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Alphen-Chaam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Korte Bedde, Alpen" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] beroep ingesteld.
[verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op de zitting van 17 maart 2025, waar [verzoekers sub 1], [verzoeker sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door J. Peters, zijn verschenen. Ook is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door ir. R. Keijzer, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 12 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 24 woningen mogelijk op het perceel [locatie 1]/[locatie 2] en op het perceel tussen [locatie 3] en [locatie 4] in Alphen. Verder is het door de toegekende bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" mogelijk om de bestaande doodlopende weg de Korte Bedde door te trekken naar de Baarleseweg, terwijl die mogelijkheid er eerst niet was. Voorheen hadden de gronden in het plangebied de bestemmingen "Bedrijf" en "Tuin-2". De bedrijfsactiviteiten worden beëindigd en de bedrijfsbebouwing wordt gesloopt om de woningbouw mogelijk te maken.
4. [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] zijn het niet eens met dit plan. Zij vrezen om verschillende redenen dat hun woon- en leefklimaat door dit plan wordt aangetast. Hun verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening strekt tot schorsing van het besluit van 17 oktober 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Korte Bedde, Alpen", maar heeft blijkens het verzoekschrift en het verhandelde op de zitting hoofdzakelijk betrekking op de mogelijkheid die het plan biedt om van de doodlopende weg Korte Bedde een ontsluitingsweg te maken door deze door te trekken tot de Baarleseweg.
Spoedeisend belang
5. De voorzieningenrechter neemt een spoedeisend belang aan, omdat op basis van het besluit van 17 oktober 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan twee omgevingsvergunningen zijn aangevraagd.
Aantasting woon- en leefklimaat
6. [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] betogen dat het doortrekken van de Korte Bedde tot de Baarleseweg een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat tot gevolg heeft. Zij vrezen voor een verhoging van de verkeersintensiteit, een afname van de verkeersveiligheid en een toename van inbraakgevoeligheid. [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] hebben er bewust voor gekozen om te gaan wonen aan een doodlopende straat. Volgens hen heeft de raad de noodzaak van het doortrekken van de Korte Bedde tot de Baarleseweg niet goed gemotiveerd en kan het plan ook gerealiseerd worden als de Korte Bedde alleen wordt opengesteld voor fietsverkeer. Ook is het plan volgens [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] in strijd met eerdere bestemmingsplannen.
6.1. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat het bestemmingsplan, dat onder andere de mogelijkheid creëert om van de doodlopende straat Korte Bedde een ontsluitingsweg te maken, een negatieve impact heeft op het woon- en leefklimaat van [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2]. De raad moet motiveren dat het kunnen doortrekken van de Korte Bedde door de toekenning van de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
De raad heeft hierover toegelicht dat een nieuwe aansluiting op de Baarleseweg via de Korte Bedde zorgt voor een evenwichtigere verdeling van verkeer in de wijk waarin de woningen van [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] staan. Dit komt de bereikbaarheid en verkeersveiligheid ten goede. Het doortrekken van de Korte Bedde zal volgens de raad niet tot een grote verschuiving in verkeersbewegingen leiden. Voor bewoners van de Lange Bedde en de Gastelaar blijft het rijden via de Lange Bedde naar de Baarleseweg de snelste ontsluitingsroute. Het plangebied, de aan de Korte Bedde gelegen woningen en een deel van de aan Het Bunder gelegen woningen zullen naar verwachting van de raad ontsluiten via de nieuwe toegangsweg. Voor ongeveer 18 bestaande woningen wordt dit de kortste route naar de Baarleseweg, wat resulteert in 155 voertuigbewegingen per etmaal (8,6 motorvoertuigen per etmaal per vrijstaande woning) of 16 voertuigbewegingen per spitsuur. Dit zal de verkeersveiligheid en leefbaarheid volgens de raad niet onevenredig aantasten.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de raad voldoende gemotiveerd dat het woon- en leefklimaat van [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] niet onevenredig wordt aangetast door het plan. Dat zij er bewust voor hebben gekozen om te gaan wonen aan een straat die afgesloten is voor doorgaand verkeer maakt dat niet anders. De raad heeft een zwaarder gewicht mogen toekennen aan het toevoegen van 24 woningen aan de woningvoorraad met bijbehorende ontsluitingsweg dan aan het handhaven van de bestaande situatie. Dat de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt ook kan worden gerealiseerd als de Korte Bedde alleen open wordt gesteld voor fietsverkeer, maakt niet dat het kunnen openstellen van de Korte Bedde voor al het verkeer niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Over het betoog dat het plan in strijd is met voorgaande bestemmingsplannen merkt de voorzieningenrechter op dat de raad juist heeft beoogd om de bestaande situatie te veranderen met een nieuw bestemmingsplan. In zoverre is eventuele strijd met eerdere bestemmingsplannen geen reden om het plan onrechtmatig te achten. In dit verband is relevant dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend.
Gewijzigde vaststelling
7. [verzoekers sub 1] betogen dat zij ten onrechte niet de kans hebben gehad om bezwaar in te stellen tegen de verhoging van het aantal woningen van 20 naar 24, die naar aanleiding van de zienswijze van de provincie bij de vaststelling van het plan is doorgevoerd.
8. De raad kan bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen aanbrengen ten opzichte van het ontwerp. Alleen als de afwijkingen van het ontwerp naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen.
De raad heeft in dit geval het plan vastgesteld met een aantal wijzigingen. Deze afwijkingen van het ontwerp zijn naar aard en omvang niet zo groot dat een wezenlijk ander plan voorligt. De voorzieningenrechter wijst er in dit kader op dat de verbeelding bij het vastgestelde plan in het plangebied maximaal 24 woningen toelaat, waar dit op grond van het ontwerpplan maximaal 20 woningen waren. Ook in het ontwerpplan werd op deze locatie voorzien in de bouw van woningen. In het voorgaande ziet de voorzieningenrechter dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad opnieuw afdeling 3.4 van de Awb had moeten doorlopen.
Overige gronden
9. Voor het overige ziet de voorzieningenrechter in de gronden van [verzoekers sub 1] en [verzoeker sub 2] geen aanleiding voor het oordeel dat het plan om die redenen niet in stand zal blijven. De Afdeling wijst op de gronden over tegenstrijdige informatie in de plantoelichting over het al dan niet doortrekken van de Korte Bedde, de stelling dat op de tekening bij het raadsvoorstel van 17 oktober 2024 het plangebied is verschoven waardoor het Hazenbergpad bij het plan is betrokken, en de stelling dat de naam "Korte Bedde" volgens hen verwarring wekt omdat de woningen die het plan mogelijk maakt niet direct aansluiten op die weg.
Conclusie en proceskosten
10. Het verzoek wordt afgewezen.
11. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Scheele, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
voorzieningenrechter
w.g. Scheele
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2025
723-1044