ECLI:NL:RVS:2025:1399

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
202501483/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 2 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. De aanvraag was door de vreemdeling ingediend, maar werd op 9 december 2024 door de minister afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 27 februari 2025 de uitspraak deed dat het beroep gegrond was, het besluit van de minister vernietigde en de minister opdroeg om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet verplicht zou zijn om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van zowel de minister als de vreemdeling afgewogen en besloten dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. den Heyer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

Uitspraak

202501483/2/V3.
Datum uitspraak: 2 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 februari 2025 in zaak nr. NL24.49501 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 9 december 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij mondelinge uitspraak van 27 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt, met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Den Heyer
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025
347-1125