ECLI:NL:RVS:2025:14

Raad van State

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
202407639/1/V2 en 202407639/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om een verblijfsvergunning asiel en het hoger beroep daartegen

Op 6 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 6 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 2 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.W. Mettendaf, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet had toegelicht waarom deze uitspraak volgens haar onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. C.M. Wissels, in aanwezigheid van griffier mr. E.L. Iedema, en werd openbaar uitgesproken op 6 januari 2025.

Uitspraak

202407639/1/V2 en 202407639/2/V2.
Datum uitspraak: 6 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 december 2024 in zaak nr. NL24.26720 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juni 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 2 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.W. Mettendaf, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens haar niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 januari 2025
915-1127