ECLI:NL:RVS:2025:1405
Raad van State
- Herziening
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerdere uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak
Op 2 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een vreemdeling om herziening van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 november 2024. De vreemdeling had op 6 november 2024 verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft echter vastgesteld dat de vreemdeling geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven tot herziening.
De vreemdeling stelde dat de voorzieningenrechter niet had ingegaan op het feit dat de overdrachtstermijn op 22 oktober 2024 al was verstreken. Dit feit was echter al bekend bij de vreemdeling vóór de uitspraak van 1 november 2024. De Afdeling oordeelde dat het herzieningsverzoek niet voldeed aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, omdat de aangevoerde omstandigheden niet nieuw waren.
Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 april 2025, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer en mr. R.H.L. Dallinga als griffier aanwezig waren.