ECLI:NL:RVS:2025:1405

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
202406739/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 2 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een vreemdeling om herziening van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 november 2024. De vreemdeling had op 6 november 2024 verzocht om herziening op basis van nieuwe feiten en omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft echter vastgesteld dat de vreemdeling geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven tot herziening.

De vreemdeling stelde dat de voorzieningenrechter niet had ingegaan op het feit dat de overdrachtstermijn op 22 oktober 2024 al was verstreken. Dit feit was echter al bekend bij de vreemdeling vóór de uitspraak van 1 november 2024. De Afdeling oordeelde dat het herzieningsverzoek niet voldeed aan de vereisten van artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, omdat de aangevoerde omstandigheden niet nieuw waren.

Daarom heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 april 2025, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer en mr. R.H.L. Dallinga als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202406739/1/V3.
Datum uitspraak: 2 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 1 november 2024, in zaak nr. 202406305/1/V3, ECLI:NL:RVS:2024:4435.
Procesverloop
Bij brief van 6 november 2024 heeft verzoeker de Afdeling verzocht om de hiervoor genoemde uitspraak van 1 november 2024 te herzien.
Overwegingen
1.       De Afdeling kan onder omstandigheden een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 8:119, eerste lid, van de Awb). De vreemdeling heeft zulke feiten of omstandigheden niet aangevoerd.
2.       De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling wil herziening van deze uitspraak. Hij voert aan dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op het feit dat de overdrachtstermijn op 22 oktober 2024 al was verstreken. Dit gestelde feit was echter al voor de uitspraak van 1 november 2024 bij de vreemdeling bekend. Alleen al daarom voldoet het herzieningsverzoek niet aan artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.
3.       De Afdeling wijst het verzoek daarom af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025
18-1122