ECLI:NL:RVS:2025:1450

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
202307574/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen huisverbod opgelegd door burgemeester van Nissewaard

Op 16 juli 2023 heeft de burgemeester van Nissewaard aan [appellant] een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen, tot 26 juli 2023, op basis van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth). Dit huisverbod volgde op een incident waarbij [appellant] en [persoon] betrokken waren, die officieel gescheiden waren maar op dat moment samenwoonden. De ruzie tussen hen ging over de zwangerschap van [persoon] en leidde tot fysiek geweld van [appellant] tegen [persoon]. Na afloop van de termijn van het huisverbod, en omdat er geen hulpverlening was opgestart, verlengde de burgemeester het huisverbod met achttien dagen tot 13 augustus 2023. [appellant] ging in beroep tegen deze besluiten bij de rechtbank, die op 9 november 2023 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 maart 2025 behandeld, waarbij partijen niet verschenen. De rechtbank had vastgesteld dat de burgemeester voldoende aanleiding had om aan te nemen dat er een ernstig en onmiddellijk dreigend gevaar bestond, wat de basis vormde voor het huisverbod. [appellant] betoogde dat de burgemeester zich niet alleen op de verklaringen van [persoon] mocht baseren, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om het huisverbod op te leggen en te verlengen. De Afdeling bevestigde het oordeel van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, waarbij de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202307574/1/A3.
Datum uitspraak: 2 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 9 november 2023 in zaak nr. C/10/662726/FA RK 23-5393 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Nissewaard
Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2023 heeft de burgemeester aan [appellant] een huisverbod opgelegd als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) voor de periode van tien dagen, tot 26 juli 2023.
Bij besluit van 25 juli 2023 heeft de burgemeester het huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen, tot 13 augustus 2023.
Bij uitspraak van 9 november 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen beide besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting aan de orde gesteld op 14 maart 2025. Partijen zijn niet verschenen.
Overwegingen
1.       De burgemeester heeft op grond van artikel 2 van de Wth aan [appellant] een huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen, te weten van 16 juli 2023 tot 26 juli 2023. Dit huisverbod is opgelegd naar aanleiding van een incident dat op 16 juli 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij [appellant] en [persoon] betrokken waren. [appellant] en [persoon] wonen officieel gescheiden maar woonden ten tijde van het incident samen in de woning van [persoon] in Spijkenisse. [appellant] en [persoon] hadden ruzie over wie de vader zou zijn van het kind waarvan [persoon] zwanger was. Tijdens deze ruzie zou [appellant] fysiek geweld hebben gebruikt tegen [persoon]. Omdat na afloop van de termijn van tien dagen nog geen hulpverlening was opgestart, heeft de burgemeester het tijdelijk huisverbod verlengd voor de duur van achttien dagen, tot 13 augustus 2023. [appellant] kan zich niet verenigen met de aan hem opgelegde huisverboden en heeft beroep ingesteld bij de rechtbank.
2.       De rechtbank heeft overwogen dat vast staat dat op 16 juli 2023 een heftige ruzie heeft plaatsgevonden. De ruzie ging over de seksuele (on)trouw van [persoon] en of zij zwanger is van [appellant] of van een ander. Dat is een onderwerp waarbij de emoties hoog kunnen oplopen. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat [appellant] een belangrijk aandeel had in de oorzaak van deze ruzie, omdat hij de telefoon van [persoon] doorzocht en [persoon] daarna confronteerde met bepaalde berichten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester op basis van deze feiten en omstandigheden, bezien in het licht van de gewelddadige documentatie over [appellant], voldoende aanleiding had om aan te nemen dat een ernstig en onmiddellijk dreigend gevaar bestond. De burgemeester was daarom volgens de rechtbank bevoegd om aan [appellant] een tijdelijk huisverbod op te leggen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de burgemeester het tijdelijk huisverbod heeft mogen verlengen omdat na afloop van de termijn van tien dagen nog geen hulpverlening was opgestart. De burgemeester heeft daarom het huisverbod ook kunnen verlengen, aldus de rechtbank.
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om een tijdelijk huisverbod op te leggen en dit huisverbod te verlengen. Hij voert daartoe aan dat de burgemeester zich niet alleen mocht baseren op de verklaringen van [persoon] omdat die haaks staan op zijn verklaringen. Er bestond voor de burgemeester dan ook geen grond om aan te nemen dat een ernstig en onmiddellijk gevaar bestond. De rechtbank heeft dit niet onderkend, aldus [appellant].
4.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep hierover heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank dat hierboven samengevat is weergegeven.
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
6.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025
735-1147