ECLI:NL:RVS:2025:1474

Raad van State

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000127
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 4 december 2023 afgewezen. De minister van Asiel en Migratie verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 16 oktober 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 9 januari 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De appellant beoogde een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar partner, die op 2 december 2024 is overleden. Hierdoor heeft de appellant geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025.

Uitspraak

BRS.25.000127
Datum uitspraak: 7 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 januari 2025 in zaak nr. 24/16678 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van appellant om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2024 heeft de minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.  Appellant beoogt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij haar gestelde partner, referent. Uit de brief van de minister van 2 december 2024 en de uitspraak van de rechtbank, onder 2.6, volgt dat referent op [datum] 2024 is overleden. Appellant kan daardoor niet meer bereiken wat zij met deze procedure beoogt. Zij heeft daarom geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep. Als appellant van mening is dat zij in aanmerking komt voor een andere vorm van rechtmatig verblijf, dan kan zij een daartoe strekkende aanvraag indienen.
2.  Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Pronk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025
1028