ECLI:NL:RVS:2025:1474
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 4 december 2023 afgewezen. De minister van Asiel en Migratie verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 16 oktober 2024. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 9 januari 2025 het beroep van de appellant ongegrond. De appellant, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De appellant beoogde een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar partner, die op 2 december 2024 is overleden. Hierdoor heeft de appellant geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.E. Pronk, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 7 april 2025.