ECLI:NL:RVS:2025:1496
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 9 januari 2025 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 23 december 2024 aan betrokkene was opgelegd, voor een deel onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond voor zover het de tenuitvoerlegging van de maatregel tot en met 2 januari 2025 betrof, en de minister werd opgedragen om betrokkene schadeloos te stellen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 april 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat de grief van de minister slaagde, omdat het Justitieel Complex Schiphol gedurende een deel van de grensdetentie geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie was in de zin van de Opvangrichtlijn. Hierdoor was de tenuitvoerlegging van de grensdetentie onrechtmatig. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste toepassing van de Opvangrichtlijn en de voorwaarden waaronder vrijheidsontneming kan plaatsvinden. De uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van vreemdelingen die onderworpen zijn aan grensdetentie.