ECLI:NL:RVS:2025:1524
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en uitstel van vertrek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 5 juli 2024. De rechtbank had de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 6 juli 2021 en 14 april 2022 vernietigd, waarbij de aanvraag van de betrokkene voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd was afgewezen en het bezwaar tegen het niet verlenen van uitstel van vertrek ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen met inachtneming van haar uitspraak.
In het hoger beroep heeft de minister nadere stukken ingediend, maar op 28 oktober 2024 heeft de minister de asielaanvraag van de betrokkene ingewilligd, wat betekent dat de betrokkene nu een verblijfsrecht heeft en in Nederland mag blijven. Hierdoor hebben de bestreden overwegingen van de rechtbank over het uitstel van vertrek geen praktische betekenis meer, en heeft de minister geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, die op € 907,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.D. Salverda, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2025.