ECLI:NL:RVS:2025:1532

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
8 april 2025
Zaaknummer
202501242/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie tot inbewaringstelling van appellant

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat appellant heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 20 februari 2025. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om hem in bewaring te stellen, ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Het besluit tot inbewaringstelling dateert van 10 februari 2025. Appellant, vertegenwoordigd door mr. S. Guman, heeft hoger beroep ingesteld, maar dit hogerberoepschrift is na de wettelijke termijn van 27 februari 2025 bij de Raad van State binnengekomen. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom het hoger beroep toch in behandeling zou moeten worden genomen. De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat het niet verder in behandeling wordt genomen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 april 2025, onder leiding van mr. H.G. Sevenster, met mr. J.J.P.G. van Bekhoven als griffier.

Uitspraak

202501242/1/V3.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 20 februari 2025 in zaak nr. NL25.6393 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 10 februari 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 20 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. S Guman, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Appellant is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 27 februari 2025. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. Appellant heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.P.G. van Bekhoven, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Bekhoven
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
959