ECLI:NL:RVS:2025:1546
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 9 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 25 november 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 8 juni 2023, heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 het beroep van verzoeker gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft echter hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 april 2025.