ECLI:NL:RVS:2025:1546

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
202404753/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.J.M. Ristra-Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 9 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 25 november 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 8 juni 2023, heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 het beroep van verzoeker gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft echter hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Uitspraak

202404753/3/V3.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 11 juli 2024 in zaak nr. NL23.16873 in het geding tussen:
verzoeker
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 juni 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door verzoeker ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen twaalf weken na de verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt, met inachtneming van die uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat in Utrecht, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 11 december 2024 heeft de minister het door verzoeker gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft daartegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroepschrift en het verzoekschrift ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
Overwegingen
1.       De voorzieningenrechter vat het verzoekschrift aldus op dat verzoeker heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.
2.       Uit het verzoek blijkt niet van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
347-1102