ECLI:NL:RVS:2025:1558

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
202501314/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 9 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een aanvraag van een betrokkene om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de minister van Asiel en Migratie op 11 september 2024 was afgewezen. De betrokkene had ook verzocht om een bestuurlijke heroverweging van een eerder besluit van 21 maart 2013. De rechtbank Den Haag had op 25 februari 2025 het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, met de opdracht aan de minister om een nieuw besluit te nemen. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep nader onderzoek vereist en dat de procedure zich daar niet goed voor leent. Daarom is de voorlopige voorziening getroffen, waarbij de minister niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter, mr. J.Th. Drop, heeft deze beslissing genomen in aanwezigheid van griffier mr. L.C. Lodeweges.

Uitspraak

202501314/2/V2.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 25 februari 2025 in zaak nr. NL24.35477 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 11 september 2024 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen en een verzoek van betrokkene om bestuurlijke heroverweging van het besluit van 21 maart 2013, afgewezen.
Bij uitspraak van 25 februari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en incidenteel hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
625