ECLI:NL:RVS:2025:1563

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
BRS.25.000336
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen minister van Asiel en Migratie

Op 11 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had afgewezen. Dit besluit was genomen op 14 december 2024. Betrokkene, die in deze zaak als eiser optreedt, had tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep op 21 maart 2025 gegrond, vernietigde het besluit van de minister en gaf de minister de opdracht om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij niet verplicht zou zijn om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft, na afweging van de belangen van beide partijen, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

BRS.25.000336
Datum uitspraak: 11 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 maart 2025 in zaak nr. NL24.51272 in het geding tussen:
[betrokkene], zich ook noemende [naam],
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2024 heeft de minister een aanvraag van betrokkene om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.   De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.   Gelet op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.   De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Meijer
voorzieningenrechter
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2025
977