ECLI:NL:RVS:2025:1587

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
202405596/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.H. van den Biggelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer door het CBR

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 25 juli 2024 het beroep van [appellant] tegen de beslissing van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongegrond verklaarde. Het CBR had op 23 maart 2023 aan [appellant] een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) opgelegd, naar aanleiding van een schriftelijke mededeling van de politie eenheid Noord-Holland. Deze mededeling stelde dat er vermoedens bestonden dat [appellant] niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte, gebaseerd op een mutatierapport waarin verschillende verkeersovertredingen werden beschreven, zoals te hard rijden en het niet gebruiken van richtingaanwijzers.

Tijdens de zitting op 12 maart 2025 heeft [appellant] zijn bezwaren tegen de waarnemingen van de politie toegelicht, waarbij hij stelde dat de beschrijvingen in het mutatierapport inconsistent waren en dat de dashcambeelden zijn verhaal ondersteunden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het CBR zich op de bevindingen in het mutatierapport en de processen-verbaal heeft mogen baseren. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de waarnemingen van de politie voldoende nauwkeurig waren en dat de dashcambeelden geen twijfel zaaiden aan de conclusies van de politie.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het CBR terecht een EMG aan [appellant] had opgelegd. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en het CBR werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 april 2025.

Uitspraak

202405596/1/A2.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Holland van 25 juli 2024 in zaak nr. 23/6067 in het geding tussen:
[appellant]
en
het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2023 heeft het CBR aan [appellant] een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (hierna: EMG) opgelegd.
Bij besluit van 8 augustus 2023 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.K. Reijke, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. P.A. Leerentveld, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Inleiding
2.       Het CBR heeft bij het besluit van 23 maart 2023 naar aanleiding van de schriftelijke mededeling van de politie eenheid Noord-Holland van 2 maart 2023 aan [appellant] een EMG opgelegd. In die mededeling is vermeld dat het vermoeden bestaat dat [appellant] niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waar zijn rijbewijs voor is afgegeven. Dit vermoeden is gebaseerd op een mutatierapport van 2 maart 2023. Hierin staat dat [appellant] op verscheidene wegen met een hogere snelheid reed dan ter plaatse is toegestaan en dan het overige verkeer, dat hij onvoldoende afstand heeft gehouden van zijn voorligger en dat hij meermaals geen gebruik heeft gemaakt van zijn richtingaanwijzer. Op 21 juni 2023 en 31 mei 2024 heeft de politie naar aanleiding van vragen van het CBR een proces-verbaal en een aanvullend proces-verbaal opgesteld over de geconstateerde gedragingen. Het CBR heeft bij het besluit van 8 augustus 2023 de opgelegde EMG gehandhaafd. Het CBR heeft zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat met voldoende mate van zekerheid vaststaat dat [appellant] herhaaldelijk gedragingen heeft vertoond als genoemd in de bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (hierna: de Regeling) behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, rijgedrag.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het CBR mocht afgaan op de juistheid van de waarnemingen van de politie.
Hij voert daartoe allereerst aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het niet om één inconsistentie in het mutatierapport en de processen-verbaal gaat, maar dat de waarnemingen van de politie in het algemeen onvoldoende nauwkeurig, onvoldoende uitgebreid en onvoldoende consistent zijn omschreven en de conclusies daar niet op aansluiten. De waarnemingen over de verlichting zijn net als de plek waar hij harder dan de maximum snelheid zou hebben gereden inconsistent beschreven. [appellant] benadrukt ook dat de Tesla model 3 over dynamische remlichten beschikt die alleen gaan knipperen als de auto volledig stilstaat.
[appellant] voert daarnaast aan dat in het mutatierapport en de processen-verbaal een omschrijving van de verkeerssituatie ter plaatse en de context hiervan ontbreken. Op de N245 is er maar één rijbaan voor links afslaand verkeer. Hij is langzaam linksaf gegaan zonder gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de naastgelegen rijbaan.
[appellant] voert ook aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de dashcambeelden niet leiden tot twijfel aan de waarnemingen van de politie. Uit de dashcambeelden blijkt dat hij, anders dan de politie heeft verklaard, het laatste deel van de rit niet te hard heeft gereden.
[appellant] voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de enkele verwijzing naar een passage uit de handleiding van Tesla onvoldoende is om te concluderen dat moet worden getwijfeld aan de waarnemingen over het niet gebruiken van het knipperlicht en het te dicht op een voorganger rijden. Hij heeft met de verwijzing naar de handleiding aannemelijk gemaakt dat als de functie ‘navigate on autopilot’ actief is, veiligheidsfuncties worden geactiveerd waardoor hij niet te dicht op zijn voorganger heeft kunnen rijden. [appellant] voert verder aan dat doordat de navigatie aanstond en de functie ‘navigate on autopilot’ actief was, de richtingaanwijzer automatisch werd ingeschakeld. Hij heeft een Tesla met bèta-software, waardoor deze functie ook buiten snelwegen en provinciale wegen actief is. De politie kan door de afstand en de begroeiing van de rotondes de richtingaanwijzers ook niet hebben gezien, aldus [appellant].
3.1.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het CBR zich op de bevindingen in het mutatierapport en de processen-verbaal heeft mogen baseren. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de mogelijke inconsistentie over de locatie waarop [appellant] te hard heeft gereden en de duiding van de knipperende remlichten onvoldoende is om het hele mutatierapport en de beide processen-verbaal als onjuist te bestempelen. Ook de verkeerssituatie op het kruispunt van de N245 is daarin naar het oordeel van de Afdeling voldoende nauwkeurig omschreven.
De rechtbank heeft daarnaast terecht geoordeeld dat de dashcambeelden niet leiden tot twijfel aan de waarnemingen van de politie. De dashcambeelden die op de zitting bij de Afdeling zijn getoond laten zien dat tijdens het daarop vastgelegde laatste deel van de rit zich geen ander verkeer op de weg bevond. Deze beelden bieden geen grond voor twijfel aan de conclusie van de politie dat [appellant] op een ander deel van de rit behoorlijk snel reed in vergelijking met het overige verkeer.
Voor zover [appellant] zich beroept op de geavanceerde software en bijbehorende functies zoals ‘navigate on autopilot’ van zijn Tesla overweegt de Afdeling dat dit onvoldoende is om te concluderen dat moet worden getwijfeld aan de waarnemingen van de politie. Dat de Tesla van [appellant] over de zogenoemde ‘bèta-software’ beschikt, die actief richting aangeeft, afstand houdt en de toegestane snelheid aanhoudt, is niet vast komen te staan.
In wat [appellant] heeft aangevoerd bestaat tot slot geen grond voor het oordeel dat dat de politie door de afstand en de begroeiing en het beeld op de rotondes niet heeft kunnen waarnemen dat hij geen richting heeft aangegeven.
3.2.    Gelet op het voorgaande heeft het CBR zijn besluitvorming mogen baseren op het mutatierapport en de processen-verbaal. Hieruit volgt dat [appellant] verschillende in bijlage 1 bij de Regeling genoemde gedragingen heeft verricht. Daarom heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het CBR terecht een EMG aan [appellant] heeft opgelegd.
3.3.    Het betoog faalt.
Conclusie
4.       Het beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.       Het CBR hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Komduur, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Komduur
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
809
BIJLAGE
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 130
1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
[…]
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid,
[…]
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 14
1. Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien:
a. betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag
[…]
Bijlage 1 bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorvoertuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven […]:
A. Rijvaardigheid en rijgedrag
[…]
III. rijgedrag
[…]
3. Incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:
a. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;
[…];
d. op te korte afstand volgen van voorliggers;
[…].
4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van:
[…].
e. het gebruik van lichten en geven van signalen;
[…]